Summary
Dutch to English: more detail...
- lauwheid:
- lauw:
-
Wiktionary:
- lauw → lukewarm, tepid, cool
- lauw → mild, tepid, lukewarm, immaterial, indifferent, casual, cavalier, dismissive, off-hand
Dutch
Detailed Translations for lauwheid from Dutch to English
lauwheid:
-
de lauwheid (lusteloosheid; ongeanimeerdheid)
Translation Matrix for lauwheid:
Noun | Related Translations | Other Translations |
apathy | lauwheid; lusteloosheid; ongeanimeerdheid | apathie |
dullness | lauwheid; lusteloosheid; ongeanimeerdheid | daadloosheid; eentonigheid; eenvormigheid; geesteloosheid; grauwheid; grauwte; grijsheid; inertie; kleurloosheid; lethargie; monotonie; onbenulligheid; onwetendheid; saaiheid; somberheid; stompzinnigheid; uniformiteit; vaalheid; willoosheid |
listlessness | lauwheid; lusteloosheid; ongeanimeerdheid | indolentie; inertie; lamlendigheid; langzaamheid; logheid; luiheid; slapte; sloomheid; traagheid |
tepidness | lauwheid; lusteloosheid; ongeanimeerdheid |
Related Words for "lauwheid":
lauw:
-
lauw (onverschillig; indifferent; laconiek; ongeïnteresseerd; ongevoelig)
Translation Matrix for lauw:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
indifferent | indifferent; laconiek; lauw; ongevoelig; ongeïnteresseerd; onverschillig | emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; ongevoelig; ongeïnteresseerd; onverschillig; zielloos |
Related Words for "lauw":
Antonyms for "lauw":
Related Definitions for "lauw":
Wiktionary Translations for lauw:
lauw
lauw
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lauw | → mild; tepid; lukewarm | ↔ lau — von einer mittleren Temperatur zwischen kühl und warm |
• lauw | → lukewarm; tepid | ↔ lauwarm — halbherzig, unentschlossen |
• lauw | → lukewarm; tepid | ↔ lauwarm — weder richtig warm noch richtig kalt |
• lauw | → immaterial; indifferent; casual; cavalier; dismissive; off-hand | ↔ indifférent — Qui ne présente en soi aucune cause de détermination, aucun motif de préférence. |
• lauw | → lukewarm; tepid | ↔ tiède — Qui est entre le chaud et le froid. |