Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. leeggieten:


Dutch

Detailed Translations for leeggieten from Dutch to English

leeggieten:

leeggieten [znw.] nom

  1. leeggieten (uitgieten)
    the pouring; the emptying; the pouring out

leeggieten verbe (giet leeg, goot leeg, goten leeg, leeggegoten)

  1. leeggieten (ledigen; uitgieten; leegmaken)
    to pour out; to empty
    • pour out verbe (pours out, poured out, pouring out)
    • empty verbe (empties, emptied, emptying)

Conjugations for leeggieten:

o.t.t.
  1. giet leeg
  2. giet leeg
  3. giet leeg
  4. gieten leeg
  5. gieten leeg
  6. gieten leeg
o.v.t.
  1. goot leeg
  2. goot leeg
  3. goot leeg
  4. goten leeg
  5. goten leeg
  6. goten leeg
v.t.t.
  1. heb leeggegoten
  2. hebt leeggegoten
  3. heeft leeggegoten
  4. hebben leeggegoten
  5. hebben leeggegoten
  6. hebben leeggegoten
v.v.t.
  1. had leeggegoten
  2. had leeggegoten
  3. had leeggegoten
  4. hadden leeggegoten
  5. hadden leeggegoten
  6. hadden leeggegoten
o.t.t.t.
  1. zal leeggieten
  2. zult leeggieten
  3. zal leeggieten
  4. zullen leeggieten
  5. zullen leeggieten
  6. zullen leeggieten
o.v.t.t.
  1. zou leeggieten
  2. zou leeggieten
  3. zou leeggieten
  4. zouden leeggieten
  5. zouden leeggieten
  6. zouden leeggieten
en verder
  1. is leeggegoten
  2. zijn leeggegoten
diversen
  1. giet leeg!
  2. giet leeg!
  3. leeggegoten
  4. leeggietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for leeggieten:

NounRelated TranslationsOther Translations
emptying leeggieten; uitgieten drainage; drooglegging; lediging; leegmaken; ontwatering; uitladen
pouring leeggieten; uitgieten
pouring out leeggieten; uitgieten inschenken
VerbRelated TranslationsOther Translations
empty ledigen; leeggieten; leegmaken; uitgieten afscheiden; afvoeren; ledigen; leegdrinken; leeghalen; leegmaken; legen; lozen; opdrinken; opruimen; plunderen; reinigen; ruimen; schoonmaken; spuien; uitdrinken; uithalen; uitknijpen; uitmesten; uitnemen; uitpersen; uitruimen; uitscheiden; uitstoten; uitwateren; uitwerpen; uitzuigen; water afvoeren; water lozen
pour out ledigen; leeggieten; leegmaken; uitgieten uitschenken
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
empty eindig; hol; ijdel; inhoudsloos; ledig; leeg; loos; nietszeggend; onbezet; ongevuld; vergankelijk; voorbijgaand; zonder inhoud

External Machine Translations: