Summary


Dutch

Detailed Translations for lonend from Dutch to English

lonend:


Translation Matrix for lonend:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
advantageous lonend; lucratief; produktief; profijtelijk; rendabel; voordelig; vruchtbaar; winstgevend bevorderlijk; dienstig; gunstig; positief; tot nut
appropriate de moeite waard; lonend gepast; geschikt; geëigend; passend; toepasbaar; zinrijk; zinvol
effective de moeite waard; lonend adequaat; afdoend; beslissend; doelmatig; doeltreffend; effectief; efficiënt; gepast; geschikt; juist; krachtig; met een krachtige uitwerking; overtuigend; passend
efficient de moeite waard; lonend adequaat; bekwaam; capabel; competent; deskundig; doelmatig; doeltreffend; effectief; efficiënt; gepast; geschikt; juist; krachtig; oordeelkundig; passend; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig
lucrative lonend; lucratief; produktief; profijtelijk; rendabel; voordelig; vruchtbaar; winstgevend
profitable lonend; lucratief; produktief; profijtelijk; rendabel; voordelig; vruchtbaar; winstgevend
rewarding lonend; lucratief; produktief; profijtelijk; rendabel; voordelig; vruchtbaar; winstgevend
suitable de moeite waard; lonend adequaat; gepast; geschikt; gevoeglijk; geëigend; juist; passend; toepasbaar
valuable lonend; lucratief; produktief; profijtelijk; rendabel; voordelig; vruchtbaar; winstgevend kostbaar; verdienstelijk; waardevol
AdverbRelated TranslationsOther Translations
to advantage lonend; lucratief; produktief; profijtelijk; rendabel; voordelig; vruchtbaar; winstgevend
ModifierRelated TranslationsOther Translations
worthwile de moeite waard; lonend

lonend form of lonen:

lonen verbe (loon, loont, loonde, loonden, geloond)

  1. lonen
    to pay
    • pay verbe (pays, paid, paying)

Conjugations for lonen:

o.t.t.
  1. loon
  2. loont
  3. loont
  4. lonen
  5. lonen
  6. lonen
o.v.t.
  1. loonde
  2. loonde
  3. loonde
  4. loonden
  5. loonden
  6. loonden
v.t.t.
  1. heb geloond
  2. hebt geloond
  3. heeft geloond
  4. hebben geloond
  5. hebben geloond
  6. hebben geloond
v.v.t.
  1. had geloond
  2. had geloond
  3. had geloond
  4. hadden geloond
  5. hadden geloond
  6. hadden geloond
o.t.t.t.
  1. zal lonen
  2. zult lonen
  3. zal lonen
  4. zullen lonen
  5. zullen lonen
  6. zullen lonen
o.v.t.t.
  1. zou lonen
  2. zou lonen
  3. zou lonen
  4. zouden lonen
  5. zouden lonen
  6. zouden lonen
diversen
  1. loon!
  2. loont!
  3. geloond
  4. lonend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for lonen:

NounRelated TranslationsOther Translations
pay arbeidsloon; bezoldiging; gage; honorarium; inkomen; inkomen uit onderneming; loon; loonzakje; salaris; salariëring; soldij; traktement; verdienste; wedde
VerbRelated TranslationsOther Translations
pay lonen afrekenen; bekostigen; belonen; besteden; betalen; bezoldigen; bijleggen; dokken; honoreren; meebetalen; salariëren; spenderen; uitbetalen; uitgeven; vereffenen; verrekenen; voldoen

Related Words for "lonen":


Wiktionary Translations for lonen:

lonen
verb
  1. to be profitable

Cross Translation:
FromToVia
lonen reward; recompense récompenserdonner une récompense, faire du bien à quelqu’un en reconnaissance de quelque service, ou en faveur de quelque bonne action.
lonen worth; be worth valoir — Être d’un certain prix, avoir un certain mérite (sens général)