Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. lopend:
  2. lopen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for lopend from Dutch to English

lopend:

lopend adj

  1. lopend

Translation Matrix for lopend:

NounRelated TranslationsOther Translations
running geloop; geren; hardlopen; hollen; lopen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
running lopend doorgaand; doorlopend; goeddraaiend; goedlopend; hardlopend; snellopend

Wiktionary Translations for lopend:

lopend
adjective
  1. presently or currently happening; being in progress
adverb
  1. means of locomotion, walking

Cross Translation:
FromToVia
lopend on foot; by foot zu Fußwörtlich: durch Fortbewegung auf den Füßen

lopend form of lopen:

lopen verbe (loop, loopt, liep, liepen, gelopen)

  1. lopen (zich voortbewegen; gaan; stappen)
    to be going to; to go; to walk; to move on; to move
    • be going to verbe (is going to, being going to)
    • go verbe (goes, went, going)
    • walk verbe (walks, walked, walking)
    • move on verbe (moves on, moved on, moving on)
    • move verbe (moves, moved, moving)
  2. lopen (kuieren; wandelen; slenteren; rondslenteren)
    to walk; to stroll; to promenade; to saunter; to amble; to parade
    • walk verbe (walks, walked, walking)
    • stroll verbe (strolls, strolled, strolling)
    • promenade verbe (promenades, promenaded, promenading)
    • saunter verbe (saunters, sauntered, sauntering)
    • amble verbe (ambles, ambled, ambling)
    • parade verbe (parades, paraded, parading)
  3. lopen (stromen; vloeien)
    to flow; to run
    – move along, of liquids 1
    • flow verbe (flows, flowed, flowing)
      • Water flowed into the cave1
    • run verbe (runs, ran, running)
    to stream
    • stream verbe (streams, streamed, streaming)
  4. lopen (trappen)
    to step; to tread
    – put down or press the foot, place the foot 1
    • step verbe (steps, stepped, stepping)
      • step on the brake1
    • tread verbe (treads, trod, treading)
      • For fools rush in where angels fear to tread1

Conjugations for lopen:

o.t.t.
  1. loop
  2. loopt
  3. loopt
  4. lopen
  5. lopen
  6. lopen
o.v.t.
  1. liep
  2. liep
  3. liep
  4. liepen
  5. liepen
  6. liepen
v.t.t.
  1. heb gelopen
  2. hebt gelopen
  3. heeft gelopen
  4. hebben gelopen
  5. hebben gelopen
  6. hebben gelopen
v.v.t.
  1. had gelopen
  2. had gelopen
  3. had gelopen
  4. hadden gelopen
  5. hadden gelopen
  6. hadden gelopen
o.t.t.t.
  1. zal lopen
  2. zult lopen
  3. zal lopen
  4. zullen lopen
  5. zullen lopen
  6. zullen lopen
o.v.t.t.
  1. zou lopen
  2. zou lopen
  3. zou lopen
  4. zouden lopen
  5. zouden lopen
  6. zouden lopen
en verder
  1. ben gelopen
  2. bent gelopen
  3. is gelopen
  4. zijn gelopen
  5. zijn gelopen
  6. zijn gelopen
diversen
  1. loop!
  2. loopt!
  3. gelopen
  4. lopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

lopen [het ~] nom

  1. het lopen (geloop)
    the running; the trotting; the coming and going; the walking; the walking around

Translation Matrix for lopen:

NounRelated TranslationsOther Translations
amble telgang
coming and going geloop; lopen
flow drukte; gedrang; stroom; stroomdimensielid; teveel aan bezigheden; toeloop; toevloed
go beurt; rondje; spelletje
move manoeuvre; schaakstukverplaatsing; schijngevecht; schijnkamp; sciamachie; spiegelgevecht; zet
parade defilé; parade
promenade kuier; loopje; omloop; ommetje; promenade; tochtje; uitje; wandeling; wandeltocht
run aanval; attaque; bestorming; hardloopwedstrijd; ladder; ladder in kous; loop; offensief; run; runs; stormaanval; stormloop; stormlopen
running geloop; lopen geren; hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen
step autoped; opstap; pas; schrede; stap; step; traptrede; tred; trede; tree
stream beek; gegevensstroom; het toestromen; het toevloeien; hoogwater; rivier; stream; stroom; vloed
stroll kuier; loopje; omloop; ommetje; rondwandeling; tochtje; uitje; wandeling; wandeltocht
tread loopvlak; tred
trotting geloop; lopen draven; gedraaf
walk kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; wandeling; wandelroute; wandeltocht
walking geloop; lopen
walking around geloop; lopen
VerbRelated TranslationsOther Translations
amble kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen
be going to gaan; lopen; stappen; zich voortbewegen gaan; zich begeven
flow lopen; stromen; vloeien golven; golvend bewegen; gulpen; gutsen; in stromen neerstorten; voortvloeien uit
go gaan; lopen; stappen; zich voortbewegen afleggen; gaan; heengaan; meters maken; opbreken; opstappen; vertrekken; weggaan; zich begeven
move gaan; lopen; stappen; zich voortbewegen aangrijpen; beroeren; bewegen; disloqueren; gaan; iets verplaatsen; in beweging brengen; ontroeren; overplaatsen; raken; roeren; schuivend verplaatsen; standplaats veranderen; treffen; verhuizen; verleggen; verplaatsen; verrijden; verschikken; verschuiven; vertillen; vervoeren; verzetten; voor zich uitschuiven; zich begeven; zich bewegen; zich verplaatsen
move on gaan; lopen; stappen; zich voortbewegen aanhouden; continueren; doorgaan; inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren; stuwen; verdergaan; vervolgen; voortbewegen; voortgaan; voortstuwen; voortzetten; vooruitduwen
parade kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen exposeren; flaneren; paraderen; tentoonstellen; tonen; vertonen; voor ogen brengen
promenade kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen
run lopen; stromen; vloeien administreren; beheren; besturen; draven; gaan; gulpen; gutsen; hard rennen; hardlopen; hollen; in elkaar overlopen; in stralen lopen; in stromen neerstorten; ladderen; pezen; racen; rennen; sprinten; vervagen; vervloeien; vloeien; zich begeven
saunter kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen aarzelen; dralen; drentelen; druilen; flaneren; hannesen; slenteren; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren
step lopen; trappen schoppen; trappen; trappen geven; treden
stream lopen; stromen; vloeien voortvloeien uit
stroll kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen drentelen; slenteren
tread lopen; trappen
walk gaan; kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; stappen; wandelen; zich voortbewegen gaan; stapvoets gaan; toelopen; zich begeven
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
go heen; ksst; vort; weg
running doorgaand; doorlopend; goeddraaiend; goedlopend; hardlopend; lopend; snellopend

Related Words for "lopen":


Synonyms for "lopen":


Related Definitions for "lopen":

  1. in werking zijn, draaien2
    • de motor loopt goed2
  2. je te voet voortbewegen door stappen te nemen2
    • er lopen twee mannen voorbij2
  3. zich uitstrekken in een bepaalde richting2
    • de rivier loopt naar zee2
  4. zich ontwikkelen2
    • ik moet nog zien hoe het loopt2

Wiktionary Translations for lopen:

lopen
verb
  1. stappen, gaan
  2. rennen
    • lopenrun
lopen
verb
  1. to move quickly on two feet
  2. move on the feet
  3. to travel a distance by walking

Cross Translation:
FromToVia
lopen walk; go gehen — sich schreitend, schrittweise fortbewegen
lopen work; operable gehen — funktionieren / funktionsfähig sein
lopen sell gehen — viel gekauft werden
lopen walk laufenvon Menschen: (zu Fuß) gehen
lopen travel wandern — einen längeren Weg in der Natur zu Fuß zurücklegen
lopen fare; ride; travel; drive; wend allerse déplacer jusqu'à un endroit.
lopen flood; flow; run; stream couler — Traductions à trier suivant le sens
lopen walk; march; ambulate; step; follow; run; work marcher — Se déplacer par un mouvement alternatif des jambes ou des pattes, en ayant toujours un appui au sol.

Related Translations for lopend