Home ->Dictionaries ->Dutch/English ->Translate marmer

Translate marmer from Dutch to English

Summary

Dutch to English: more detail...

marmer:
- marble
marmeren:
- marble
Wiktionary:
- marmer → marble
- marmer → marble

Dutch

Detailed Translations for marmer from Dutch to English

marmer:

marmer adj

marmer
marble
- marble adj

Translation Matrix for marmer:

Verb	Related Translations	Other Translations
marble		marmeren
Modifier	Related Translations	Other Translations
marble	marmer

Wiktionary Translations for marmer:

marmer

noun

een fijnkorrelige getransformeerde kalksteen dat gepolijst gebruikt wordt in de bouw- en de beeldhouwkunst
- marmer → marble

marmer

noun

crystalline limestone
- marble → marmer

Cross Translation:

From	To	Via
• marmer	→ marble	↔ marbre — Sorte de pierre calcaire

marmer form of marmeren:

marmeren verbe (marmer, marmert, marmerde, marmerden, gemarmerd)

marmeren
to marble
- marble verbe (marbles, marbled, marbling)

Conjugations for marmeren:

o.t.t.

marmer
marmert
marmert
marmeren
marmeren
marmeren

o.v.t.

marmerde
marmerde
marmerde
marmerden
marmerden
marmerden

v.t.t.

heb gemarmerd
hebt gemarmerd
heeft gemarmerd
hebben gemarmerd
hebben gemarmerd
hebben gemarmerd

v.v.t.

had gemarmerd
had gemarmerd
had gemarmerd
hadden gemarmerd
hadden gemarmerd
hadden gemarmerd

o.t.t.t.

zal marmeren
zult marmeren
zal marmeren
zullen marmeren
zullen marmeren
zullen marmeren

o.v.t.t.

zou marmeren
zou marmeren
zou marmeren
zouden marmeren
zouden marmeren
zouden marmeren

diversen

marmer!
marmert!
gemarmerd
marmerend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for marmeren:

Verb	Related Translations	Other Translations
marble	marmeren
Modifier	Related Translations	Other Translations
marble		marmer