Dutch
Detailed Translations for minderend from Dutch to English
minderend:
-
minderend (verminderend; slinkend)
diminishing; declining; reducing; decreasing-
diminishing adj
-
declining adj
-
reducing adj
-
decreasing adj
-
Translation Matrix for minderend:
Noun | Related Translations | Other Translations |
declining | afslaan; afwijzen; weigeren | |
diminishing | afname; minder worden; verkleining; vermindering | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
diminishing | afnemend; slinkend; tanend | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
decreasing | minderend; slinkend; verminderend | achteruitgaand; afnemend; vervallend |
diminishing | minderend; slinkend; verminderend | achteruitgaand; afnemend; tanend; vergelend; vervallend; verzwakkend |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
declining | minderend; slinkend; verminderend | achteruitgaand; afhellend; afnemend; dalend; vervallend; verzwakkend |
reducing | minderend; slinkend; verminderend | verlagend |
minderend form of minderen:
-
minderen (minder worden; declineren; afnemen; verminderen; dalen; vervallen; teruggaan; tanen)
to decrease; to decline; to shrink; to remove; to dwindle; wain; to take away; to go thieving; be shortcoming-
wain verbe
-
be shortcoming verbe
-
minderen (verminderen; reduceren; afnemen; beperken; verlagen; inperken; verkorten; minder worden; krimpen; inkrimpen; slinken)
to decrease; to diminish; to reduce; to curtail; to lessen; to scale down; to dwindle; shrink away; to mark down-
shrink away verbe
Conjugations for minderen:
o.t.t.
- minder
- mindert
- mindert
- minderen
- minderen
- minderen
o.v.t.
- minderde
- minderde
- minderde
- minderden
- minderden
- minderden
v.t.t.
- heb geminderd
- hebt geminderd
- heeft geminderd
- hebben geminderd
- hebben geminderd
- hebben geminderd
v.v.t.
- had geminderd
- had geminderd
- had geminderd
- hadden geminderd
- hadden geminderd
- hadden geminderd
o.t.t.t.
- zal minderen
- zult minderen
- zal minderen
- zullen minderen
- zullen minderen
- zullen minderen
o.v.t.t.
- zou minderen
- zou minderen
- zou minderen
- zouden minderen
- zouden minderen
- zouden minderen
en verder
- ben geminderd
- bent geminderd
- is geminderd
- zijn geminderd
- zijn geminderd
- zijn geminderd
diversen
- minder!
- mindert!
- geminderd
- minderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze