Dutch
Detailed Translations for multipliceren from Dutch to English
multipliceren:
-
multipliceren (dupliceren)
Translation Matrix for multipliceren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
duplicate | afschrift; copie; duplicaat; fotokopie; kopie; transcriptie; tweevoud | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
duplicate | dupliceren; multipliceren | kopiëren; reproduceren; stencilen; verdubbelen; vermenigvuldigen; verveelvoudigen |
multiply | dupliceren; multipliceren | aangroeien; kopiëren; stencilen; vermenigvuldigen; verveelvoudigen; voortplanten; zich vermeerderen |