Dutch

Detailed Translations for neus from Dutch to English

neus:

neus [de ~ (m)] nom

  1. de neus (neus anatomie)
    the nose

Translation Matrix for neus:

NounRelated TranslationsOther Translations
nose neus; neus anatomie appelkroontje; kroontje; tuit
VerbRelated TranslationsOther Translations
nose snuffelen

Related Words for "neus":


Related Definitions for "neus":

  1. orgaan waarmee je ruikt1
    • Theo heeft een bril op zijn neus1

Wiktionary Translations for neus:

neus
noun
  1. een orgaan dat gebruikt wordt bij de ademhaling en om te ruiken
  2. het voorste deel van een voorwerp
neus
noun
  1. tip of an object
  2. protuberance on the face
  3. offensive: Jew
  4. part of a shoe or sock covering the toe
verb
  1. raise a corner of the upper lip slightly in scorn

Cross Translation:
FromToVia
neus nose Nase — 'etwas, das wie [1] aussieht
neus nose Nase — ein Geruchs- und Atmungsorgan in der Mitte des Gesichts
neus peak; point; summit; tip; apex; highlight; zenith; acme; end; ending; conclusion; finish; termination boutpartie extrême d’une chose.
neus peak; point; summit; tip; apex; highlight; zenith; acme; climax; culmination cime — La partie la plus haute d’une montagne, d’un rocher, d’un arbre, etc.
neus nose nez — Appendice au milieu de la figure d’un humain
neus nose nez — Avant d’un avion
neus peak; point; summit; tip; apex; highlight; zenith; acme pointeextrémité piquante et aiguë de quelque chose que ce être.

neus form of neuzen:

neuzen verbe (neus, neust, neusde, neusden, geneusd)

  1. neuzen (speuren)
    nose around; to investigate; ferret around; to nose about; to browse; to hunt; ferret about; to search

Conjugations for neuzen:

o.t.t.
  1. neus
  2. neust
  3. neust
  4. neuzen
  5. neuzen
  6. nneuzen
o.v.t.
  1. neusde
  2. neusde
  3. neusde
  4. neusden
  5. neusden
  6. neusden
v.t.t.
  1. heb geneusd
  2. hebt geneusd
  3. heeft geneusd
  4. hebben geneusd
  5. hebben geneusd
  6. hebben geneusd
v.v.t.
  1. had geneusd
  2. had geneusd
  3. had geneusd
  4. hadden geneusd
  5. hadden geneusd
  6. hadden geneusd
o.t.t.t.
  1. zal neuzen
  2. zult neuzen
  3. zal neuzen
  4. zullen neuzen
  5. zullen neuzen
  6. zullen neuzen
o.v.t.t.
  1. zou neuzen
  2. zou neuzen
  3. zou neuzen
  4. zouden neuzen
  5. zouden neuzen
  6. zouden neuzen
diversen
  1. neus!
  2. neust!
  3. geneusd
  4. neuzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for neuzen:

NounRelated TranslationsOther Translations
hunt jaagpartij; jacht; jachtexpeditie; jachtpartij; jagen; wildjacht
search doorzoeking; fouilleren; huiszoeking; speurtocht; zoektocht
VerbRelated TranslationsOther Translations
browse neuzen; speuren afgrazen; bladeren; browsen; grasduinen; graseten; grazen; snuffelen; weiden; zoeken
ferret about neuzen; speuren
ferret around neuzen; speuren
hunt neuzen; speuren azen; prooizoeken
investigate neuzen; speuren checken; doorvorsen; nagaan; naspeuren; naspeuring doen; nasporen; natrekken; onderzoeken; rechercheren; snuffelen; speuren; verifiëren
nose about neuzen; speuren om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen
nose around neuzen; speuren
search neuzen; speuren doorzoeken; fouilleren; grondig doorzoeken; uitkammen; visiteren; zoeken

Related Words for "neuzen":


Related Translations for neus