Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. omheenrijden:


Dutch

Detailed Translations for omheenrijden from Dutch to English

omheenrijden:

omheenrijden verbe (rijd er omheen, rijdt er omheen, reed er omheen, reden er omheen, er omheengereden)

  1. omheenrijden
    to circle; to encircle
    • circle verbe (circles, circled, circling)
    • encircle verbe (encircles, encircled, encircling)

Conjugations for omheenrijden:

o.t.t.
  1. rijd er omheen
  2. rijdt er omheen
  3. rijdt er omheen
  4. rijden er omheen
  5. rijden er omheen
  6. rijden er omheen
o.v.t.
  1. reed er omheen
  2. reed er omheen
  3. reed er omheen
  4. reden er omheen
  5. reden er omheen
  6. reden er omheen
v.t.t.
  1. ben er omheengereden
  2. bent er omheengereden
  3. is er omheengereden
  4. zijn er omheengereden
  5. zijn er omheengereden
  6. zijn er omheengereden
v.v.t.
  1. was er omheengereden
  2. was er omheengereden
  3. was er omheengereden
  4. waren er omheengereden
  5. waren er omheengereden
  6. waren er omheengereden
o.t.t.t.
  1. zal omheenrijden
  2. zult omheenrijden
  3. zal omheenrijden
  4. zullen omheenrijden
  5. zullen omheenrijden
  6. zullen omheenrijden
o.v.t.t.
  1. zou omheenrijden
  2. zou omheenrijden
  3. zou omheenrijden
  4. zouden omheenrijden
  5. zouden omheenrijden
  6. zouden omheenrijden
diversen
  1. rijd er omheen!
  2. rijdt er omheen!
  3. er omheengereden
  4. er omheenrijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omheenrijden:

NounRelated TranslationsOther Translations
circle bond; cirkel; club; gilde; kring; kringel; kringvormig; leefgemeenschap; orde; organisatie; rondje; societiet; sociëteit; soos; unie; vereniging; woongemeenschap
VerbRelated TranslationsOther Translations
circle omheenrijden cirkelen; draaien om; in kringetjes ronddraaien; kringelen; omcirkelen
encircle omheenrijden draaien om; omcirkelen