Dutch

Detailed Translations for omverhalen from Dutch to English

omverhalen:

omverhalen verbe (haal omver, haalt omver, haalde omver, haalden omver, omver gehaald)

  1. omverhalen (slopen; afbreken; uit elkaar halen; breken; neerhalen)
    to demolish; to break down; to tear down; to break up; to destroy; to wreck; tear loose; to pull down; to take down; to get down; to drag down
    • demolish verbe (demolishes, demolished, demolishing)
    • break down verbe (breaks down, broke down, breaking down)
    • tear down verbe (tears down, tore down, tearing down)
    • break up verbe (breaks up, broke up, breaking up)
    • destroy verbe (destroies, destroyed, destroying)
    • wreck verbe (wrecks, wrecked, wrecking)
    • tear loose verbe
    • pull down verbe (pulls down, pulled down, pulling down)
    • take down verbe (takes down, took down, taking down)
    • get down verbe (gets down, got down, getting down)
    • drag down verbe (drags down, dragged down, dragging down)

Conjugations for omverhalen:

o.t.t.
  1. haal omver
  2. haalt omver
  3. haalt omver
  4. halen omver
  5. halen omver
  6. halen omver
o.v.t.
  1. haalde omver
  2. haalde omver
  3. haalde omver
  4. haalden omver
  5. haalden omver
  6. haalden omver
v.t.t.
  1. heb omver gehaald
  2. hebt omver gehaald
  3. heeft omver gehaald
  4. hebben omver gehaald
  5. hebben omver gehaald
  6. hebben omver gehaald
v.v.t.
  1. had omver gehaald
  2. had omver gehaald
  3. had omver gehaald
  4. hadden omver gehaald
  5. hadden omver gehaald
  6. hadden omver gehaald
o.t.t.t.
  1. zal omverhalen
  2. zult omverhalen
  3. zal omverhalen
  4. zullen omverhalen
  5. zullen omverhalen
  6. zullen omverhalen
o.v.t.t.
  1. zou omverhalen
  2. zou omverhalen
  3. zou omverhalen
  4. zouden omverhalen
  5. zouden omverhalen
  6. zouden omverhalen
en verder
  1. ben omver gehaald
  2. bent omver gehaald
  3. is omver gehaald
  4. zijn omver gehaald
  5. zijn omver gehaald
  6. zijn omver gehaald
diversen
  1. haal omver!
  2. haalt omver!
  3. omver gehaald
  4. omver halend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omverhalen:

NounRelated TranslationsOther Translations
pull down omhalen
wreck bouwvallen; ruïne; ruïnes; scheepswrak; vervallen gebouw; wrak
VerbRelated TranslationsOther Translations
break down afbreken; breken; neerhalen; omverhalen; slopen; uit elkaar halen afbreken; afknappen; begeven; bezwijken; beëindigen; er vanaf breken; flippen; forceren; in elkaar klappen; in elkaar storten; inklappen; ondergaan; ontbinden; opheffen; stukmaken; te gronde gaan; verbreken; verbrijzelen
break up afbreken; breken; neerhalen; omverhalen; slopen; uit elkaar halen desintegreren; gaan; heengaan; in elkaar storten; losrukken; losscheuren; lostrekken; omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; opbreken; opdoeken; opheffen; opstappen; ploegen; scheiden; spitten; ten gronde gaan; uit elkaar gaan; uit elkaar stuiven; uit elkaar vallen; uit elkaar vliegen; uiteendrijven; uiteengaan; uiteenstuiven; uiteenvallen; uiteenvliegen; uitmaken; van elkaar gaan; vertrekken; wegbreken; weggaan
demolish afbreken; breken; neerhalen; omverhalen; slopen; uit elkaar halen liquideren; uitroeien; wegbreken
destroy afbreken; breken; neerhalen; omverhalen; slopen; uit elkaar halen iets vergallen; kapotmaken; moeren; mollen; te gronde richten; uitroeien; verdelgen; verknoeien; vernielen; verwoesten
drag down afbreken; breken; neerhalen; omverhalen; slopen; uit elkaar halen fel bekritiseren; neerhalen; omlaaghalen
get down afbreken; breken; neerhalen; omverhalen; slopen; uit elkaar halen erafhalen; fel bekritiseren; neerhalen; omlaaghalen
pull down afbreken; breken; neerhalen; omverhalen; slopen; uit elkaar halen anatomiseren; erafhalen; fel bekritiseren; neerhalen; omlaaghalen; omvertrekken; ontleden; uit elkaar nemen
take down afbreken; breken; neerhalen; omverhalen; slopen; uit elkaar halen neerhalen; neerleggen; neersabelen; noteren; notuleren; onderuit halen; opschrijven
tear down afbreken; breken; neerhalen; omverhalen; slopen; uit elkaar halen wegbreken
tear loose afbreken; breken; neerhalen; omverhalen; slopen; uit elkaar halen kapottrekken; losrukken; losscheuren; lostrekken; stuktrekken
wreck afbreken; breken; neerhalen; omverhalen; slopen; uit elkaar halen afbreken; kapotmaken; moeren; mollen; ruineren; slopen; vernielen; vernietigen; verwoesten
ModifierRelated TranslationsOther Translations
break down ongerede