Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. omwentelen:
  2. Wiktionary:
    • omwentelen → slew


Dutch

Detailed Translations for omwentelen from Dutch to English

omwentelen:

omwentelen verbe (wentel om, wentelt om, wentelde om, wentelden om, omgewenteld)

  1. omwentelen (omrollen)
    to roll over; to turn over
    • roll over verbe (rolls over, rolled over, rolling over)
    • turn over verbe (turns over, turned over, turning over)

Conjugations for omwentelen:

o.t.t.
  1. wentel om
  2. wentelt om
  3. wentelt om
  4. wentelen om
  5. wentelen om
  6. wentelen om
o.v.t.
  1. wentelde om
  2. wentelde om
  3. wentelde om
  4. wentelden om
  5. wentelden om
  6. wentelden om
v.t.t.
  1. heb omgewenteld
  2. hebt omgewenteld
  3. heeft omgewenteld
  4. hebben omgewenteld
  5. hebben omgewenteld
  6. hebben omgewenteld
v.v.t.
  1. had omgewenteld
  2. had omgewenteld
  3. had omgewenteld
  4. hadden omgewenteld
  5. hadden omgewenteld
  6. hadden omgewenteld
o.t.t.t.
  1. zal omwentelen
  2. zult omwentelen
  3. zal omwentelen
  4. zullen omwentelen
  5. zullen omwentelen
  6. zullen omwentelen
o.v.t.t.
  1. zou omwentelen
  2. zou omwentelen
  3. zou omwentelen
  4. zouden omwentelen
  5. zouden omwentelen
  6. zouden omwentelen
en verder
  1. ben omgewennteld
  2. bent omgewenteld
  3. is omgewenteld
  4. zijn omgewenteld
  5. zijn omgewenteld
  6. zijn omgewenteld
diversen
  1. wentel om!
  2. wentelt om!
  3. omgewenteld
  4. omwentelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omwentelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
roll over omrollen; omwentelen
turn over omrollen; omwentelen aanslingeren; aanzwengelen; kantelen; omkantelen; omklappen; over een kant vallen

Wiktionary Translations for omwentelen:

omwentelen
verb
  1. to pivot