Dutch
Detailed Translations for ontlasting from Dutch to English
ontlasting:
-
de ontlasting (stoelgang)
-
de ontlasting (van een last ontdoen)
Translation Matrix for ontlasting:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bowel motion | ontlasting; stoelgang | stoelgangen |
bowel movement | ontlasting; stoelgang | |
defecation | ontlasting; stoelgang | |
excrement | ontlasting; stoelgang | |
faeces | ontlasting; stoelgang | beer; excrementen; fecaliën; feces; uitscheiding; uitwerpselen |
feces | ontlasting; stoelgang | beer; excrementen; fecaliën; feces; uitscheiding; uitwerpselen |
relieve | ontlasting; van een last ontdoen | geruststelling; opluchting; verademing |
unburdening | ontlasting; van een last ontdoen | bekentenis; gemoedsuiting; ontboezeming |
Verb | Related Translations | Other Translations |
relieve | laven; lenigen; lessen; opluchten; tegoed doen; verlichten; verzachten |