Summary
Dutch
Detailed Translations for opdonder from Dutch to English
opdonder:
Translation Matrix for opdonder:
Related Words for "opdonder":
opdonderen:
-
opdonderen (ophoepelen; opkrassen; inrukken; oplazeren)
bugger off; to fuck off; buzz off; to get; scram– leave immediately; used usually in the imperative form 1-
bugger off verbe
-
buzz off verbe
-
scram verbe
-
Conjugations for opdonderen:
o.t.t.
- donder op
- dondert op
- dondert op
- donderen op
- donderen op
- donderen op
o.v.t.
- donderde op
- donderde op
- donderde op
- donderden op
- donderden op
- donderden op
v.t.t.
- ben opgedonderd
- bent opgedonderd
- is opgedonderd
- zijn opgedonderd
- zijn opgedonderd
- zijn opgedonderd
v.v.t.
- was opgedonderd
- was opgedonderd
- was opgedonderd
- waren opgedonderd
- waren opgedonderd
- waren opgedonderd
o.t.t.t.
- zal opdonderen
- zult opdonderen
- zal opdonderen
- zullen opdonderen
- zullen opdonderen
- zullen opdonderen
o.v.t.t.
- zou opdonderen
- zou opdonderen
- zou opdonderen
- zouden opdonderen
- zouden opdonderen
- zouden opdonderen
diversen
- donder op!
- dondert op!
- opgedonderd
- opdonderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opdonderen:
Related Translations for opdonder
- 1WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University
- 2Copyright 2001-2012 Interglot