Summary
Dutch to English: more detail...
- opgegeven:
-
opgeven:
- subscribe; register; enroll; inscribe; enlist; give up; hand down; enter; book; enrol; quit; drop out; pull out; cease; abandon; stop; capitulate; surrender; give in; throw in the towel; sacrifice; hand oneself over to; hand oneself in; give up hope
- applying; requesting; applying for something; asking for
-
Wiktionary:
- opgeven → give up, report, speak highly, give in, forsake, forfeit, flake, cede, renounce, bury, abandon, relinquish, say
- opgeven → quit
- opgeven → open up, let oneself go, give up, renounce, resign, forgo, abandon, desert, forsake, leave, quit, cede, yield, give way, grant, accommodate, assign, abdicate, submit, drop, say, tell, state
Dutch
Detailed Translations for opgegeven from Dutch to English
opgegeven:
Translation Matrix for opgegeven:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
declared | gemelde; opgegeven | aangegeven; gedeclareerde; opgehelderd; verduidelijkt; verklaard; vermelde |
stated | gemelde; opgegeven | aangegeven; gedeclareerde; vermelde |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
returned | gemelde; opgegeven |
opgegeven form of opgeven:
-
opgeven (inschrijven)
-
opgeven (stoppen; afhaken; ophouden; afzien van; afvallen; eruitstappen; afzeggen)
-
opgeven (ermee uitscheiden; ophouden; stoppen; staken; uitscheiden)
-
opgeven (subscriberen; aanmelden; inschrijven; intekenen)
-
opgeven (capituleren; zich overgeven)
-
opgeven (de brui geven aan)
-
opgeven (prijsgeven; opofferen)
-
opgeven (capituleren; zich overgeven; overgeven; uitleveren)
to capitulate; hand oneself over to; hand oneself in; to give up-
hand oneself over to verbe
-
hand oneself in verbe
-
opgeven (hoop opgeven)
to give up hope
Conjugations for opgeven:
o.t.t.
- geef op
- geeft op
- geeft op
- geven op
- geven op
- geven op
o.v.t.
- gaf op
- gaf op
- gaf op
- gaven op
- gaven op
- gaven op
v.t.t.
- heb opgegeven
- hebt opgegeven
- heeft opgegeven
- hebben opgegeven
- hebben opgegeven
- hebben opgegeven
v.v.t.
- had opgegeven
- had opgegeven
- had opgegeven
- hadden opgegeven
- hadden opgegeven
- hadden opgegeven
o.t.t.t.
- zal opgeven
- zult opgeven
- zal opgeven
- zullen opgeven
- zullen opgeven
- zullen opgeven
o.v.t.t.
- zou opgeven
- zou opgeven
- zou opgeven
- zouden opgeven
- zouden opgeven
- zouden opgeven
en verder
- ben opgegeven
- bent opgegeven
- is opgegeven
- zijn opgegeven
- zijn opgegeven
- zijn opgegeven
diversen
- geef op!
- geeft op!
- opgegeven
- opgevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
opgeven (aanvragen)
Translation Matrix for opgeven:
Synonyms for "opgeven":
Antonyms for "opgeven":
Related Definitions for "opgeven":
Wiktionary Translations for opgeven:
opgeven
Cross Translation:
verb
opgeven
-
de strijd staken en zich gewonnen geven
- opgeven → give up
-
een in- of uitgavepost vermelden
- opgeven → report
-
de loftrompet steken over iet of iemand
- opgeven → speak highly
verb
-
to relent or yield
-
to abandon
-
to give up in defeat
-
To prove unreliable or impractical; to abandon or desert, to fail to follow through
-
give up
-
to put an end to; to abandon
-
to give up
-
to give up, abandon
-
to surrender, yield control or possession
-
to accept to give up, withdraw etc.
-
to communicate verbally or in writing
-
to indicate in a written form
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• opgeven | → open up; let oneself go; give up; renounce; resign; forgo; abandon; desert; forsake; leave; quit; cede; yield; give way; grant; accommodate; assign | ↔ abandonner — Se remettre à ; se laisser aller à ; se livrer à. |
• opgeven | → abdicate; submit; drop; cede; yield; give way; grant; accommodate; assign; resign | ↔ abdiquer — renoncer à un pouvoir que l’on exercer ; se démettre de ses fonctions. |
• opgeven | → say; tell; state | ↔ dire — Exprimer par la parole |
• opgeven | → give up; renounce; resign; forgo | ↔ renoncer — Se désister de quelque chose, soit par acte exprès, soit autrement. |
• opgeven | → give up; renounce; resign; forgo | ↔ résigner — Se démettre, remettre. désuet|fr Il s’entendait ordinairement d’un bénéfice. |