Summary


Dutch

Detailed Translations for opkomen from Dutch to English

opkomen:

opkomen verbe (kom op, komt op, kwam op, kwamen op, opgekomen)

  1. opkomen (opdagen; verschijnen; opduiken)
    to arise; to occur; to show up; to attend; to witness; to observe; to be present at
    • arise verbe (arises, arised, arising)
    • occur verbe (occurs, occured, occuring)
    • show up verbe (shows up, showed up, showing up)
    • attend verbe (attends, attended, attending)
    • witness verbe (witnesss, witnessed, witnessing)
    • observe verbe (observes, observed, observing)
    • be present at verbe (is present at, being present at)

Conjugations for opkomen:

o.t.t.
  1. kom op
  2. komt op
  3. komt op
  4. komen op
  5. komen op
  6. komen op
o.v.t.
  1. kwam op
  2. kwam op
  3. kwam op
  4. kwamen op
  5. kwamen op
  6. kwamen op
v.t.t.
  1. ben opgekomen
  2. bent opgekomen
  3. is opgekomen
  4. zijn opgekomen
  5. zijn opgekomen
  6. zijn opgekomen
v.v.t.
  1. was opgekomen
  2. was opgekomen
  3. was opgekomen
  4. waren opgekomen
  5. waren opgekomen
  6. waren opgekomen
o.t.t.t.
  1. zal opkomen
  2. zult opkomen
  3. zal opkomen
  4. zullen opkomen
  5. zullen opkomen
  6. zullen opkomen
o.v.t.t.
  1. zou opkomen
  2. zou opkomen
  3. zou opkomen
  4. zouden opkomen
  5. zouden opkomen
  6. zouden opkomen
diversen
  1. kom op!
  2. komt op!
  3. opgekomen
  4. opkomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opkomen:

NounRelated TranslationsOther Translations
observe aanschouwen; observeren; zien
witness getuige; getuige voor de rechtbank; kroongetuige; omstander; toeschouwer
VerbRelated TranslationsOther Translations
arise opdagen; opduiken; opkomen; verschijnen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gaan staan; gebeuren; gedijen; geschieden; groeien; groter worden; omhooggaan; omhoogrijzen; ontspinnen; oprijzen; opstaan; opzetten; plaats hebben; plaats vinden; rijzen; stijgen; toenemen; vermeerderen
attend opdagen; opduiken; opkomen; verschijnen aandachtig luisteren; aanwezig zijn; assisteren; bekijken; bijspringen; bijstaan; bijwonen; gadeslaan; gewaarworden; helpen; horen; merken; observeren; ondersteunen; opletten; seconderen; signaleren; toeluisteren; voelen; waarnemen; weldoen; zien
be present at opdagen; opduiken; opkomen; verschijnen aanwezig zijn; bijwonen
observe opdagen; opduiken; opkomen; verschijnen aankijken; bekijken; bemerken; bespeuren; gadeslaan; gewaarworden; horen; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; merken; observeren; ontwaren; opletten; opmerken; signaleren; toekijken; toeschouwen; toezien; voelen; waarnemen; zien
occur opdagen; opduiken; opkomen; verschijnen gebeuren; geschieden; ontspinnen; passeren; plaats hebben; plaats vinden; plaatsvinden; voordoen; voorkomen; voorvallen; zich voordoen
show up opdagen; opduiken; opkomen; verschijnen
witness opdagen; opduiken; opkomen; verschijnen aanwezig zijn; bekijken; bijwonen; gadeslaan; getuigen van; gewaarworden; horen; laten blijken; laten zien; meemaken; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien
- opgaan

Synonyms for "opkomen":


Related Definitions for "opkomen":

  1. omhoog komen1
    • de maan kwam op1
  2. hem in bescherming nemen1
    • hij komt op voor die arme mensen1

Wiktionary Translations for opkomen:

opkomen
verb
  1. zichzelf of iemand anders verdedigen
  2. omhoogkomen
  3. naar een bijeenkomst gaan
  4. op toneel verschijnen
  5. tot ontwikkeling komen
  6. ingang vinden, populair worden
opkomen
verb
  1. meet or come to the mind
  2. to strive for
  3. of a celestial body: to appear to move from behind the horizon

Related Translations for opkomen