Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. opvrijen:


Dutch

Detailed Translations for opvrijen from Dutch to English

opvrijen:

opvrijen verbe (vrij op, vrijt op, vree op, vreën op, opgevreën)

  1. opvrijen
    to excite
    • excite verbe (excites, excited, exciting)

Conjugations for opvrijen:

o.t.t.
  1. vrij op
  2. vrijt op
  3. vrijt op
  4. vrijen op
  5. vrijen op
  6. vrijen op
o.v.t.
  1. vree op
  2. vree op
  3. vree op
  4. vreën op
  5. vreën op
  6. vreën op
v.t.t.
  1. heb opgevreën
  2. hebt opgevreën
  3. heeft opgevreën
  4. hebben opgevreën
  5. hebben opgevreën
  6. hebben opgevreën
v.v.t.
  1. had opgevreën
  2. had opgevreën
  3. had opgevreën
  4. hadden opgevreën
  5. hadden opgevreën
  6. hadden opgevreën
o.t.t.t.
  1. zal opvrijen
  2. zult opvrijen
  3. zal opvrijen
  4. zullen opvrijen
  5. zullen opvrijen
  6. zullen opvrijen
o.v.t.t.
  1. zou opvrijen
  2. zou opvrijen
  3. zou opvrijen
  4. zouden opvrijen
  5. zouden opvrijen
  6. zouden opvrijen
en verder
  1. ben opgevreën
  2. bent opgevreën
  3. is opgevreën
  4. zijn opgevreën
  5. zijn opgevreën
  6. zijn opgevreën
diversen
  1. vrij op!
  2. vrijt op!
  3. opgevreën
  4. opvrijend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opvrijen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
excite opvrijen aanmoedigen; aansporen; aanzetten; activeren; bezielen; opleven; oppeppen; opwekken; opwinden; prikkelen; reanimeren; stimuleren; tot leven wekken; verlevendigen