Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. organen:
  2. orgaan:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for organen from Dutch to English

organen:

organen [de ~] nom, pluriel

  1. de organen
    the organs

Translation Matrix for organen:

NounRelated TranslationsOther Translations
organs organen

Related Words for "organen":


organen form of orgaan:

orgaan [het ~] nom

  1. het orgaan (zintuig)
    the sense organ; the institution; the organ of sense; the institute; the establishment
  2. het orgaan (spreekbuis)
    the mouth-piece

Translation Matrix for orgaan:

NounRelated TranslationsOther Translations
establishment orgaan; zintuig autoriteiten; bepaling; bestel; definiëring; determinatie; gezag; gezaghebbers; grondlegging; het stichten; instelling; omschrijving; oprichting; samenstel; stichting; vestiging
institute orgaan; zintuig
institution orgaan; zintuig corporatie; dienst; handelsmaatschappij; handelsonderneming; handelsvennootschap; handelsvereniging; instituut; internaat; kostschool; onderneming; pensionaat
mouth-piece orgaan; spreekbuis embouchure; mondstuk
organ of sense orgaan; zintuig
sense organ orgaan; zintuig
VerbRelated TranslationsOther Translations
institute aanstellen; benoemen; installeren

Related Words for "orgaan":


Related Definitions for "orgaan":

  1. deel van lichaam met eigen functie1
    • de long is een orgaan waarmee we ademhalen1

Wiktionary Translations for orgaan:

orgaan
noun
  1. Onderdeel van het organisme
orgaan
noun
  1. organisation, company or other authoritative group
  2. part of an organism
  3. official magazine, newsletter, or similar publication

Cross Translation:
FromToVia
orgaan organ; part organepartie d’un organisme vivant, considérée comme un tout et comme remplissant une fonction nécessaire ou utiles à sa vie.