Dutch

Detailed Translations for ouder from Dutch to English

ouder:

ouder [de ~ (m)] nom

  1. de ouder
    – vader of moeder 1
    the parent
  2. de ouder (vader)
    – vader of moeder 1
    the father
    – a male parent (also used as a term of address to your father) 2
    • father [the ~] nom
      • his father was born in Atlanta2
  3. de ouder (moeder)
    – vader of moeder 1
    the mother; the female parent
    – a woman who has given birth to a child (also used as a term of address to your mother) 2

ouder adj

  1. ouder
    older; elder

Translation Matrix for ouder:

NounRelated TranslationsOther Translations
elder kerkvoogd; ouderling
father ouder; vader geestelijke; papa; pater; priester
female parent moeder; ouder
mother moeder; ouder ma; mama; mamma; mammie; mams; moe; moeder
parent ouder bovenliggend; bovenliggend element; bovenliggend item
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
elder ouder
older ouder

Related Words for "ouder":


Related Definitions for "ouder":

  1. vader of moeder1
    • zijn ouders zijn vijfentwintig jaar getrouwd1

Wiktionary Translations for ouder:

ouder
noun
  1. de moeder of vader van een kind
ouder
  1. greater than another in age or seniority
noun
  1. person from whom one is descended
  2. person who acts as a parent in rearing a child
  3. biology: organism from which a plant or animal is biologically descended
  4. source or origin of something
  5. computing: object from which a child or derived object is descended

ouder form of oud:


Translation Matrix for oud:

NounRelated TranslationsOther Translations
aged bejaarde; ouwe
antique antiek
flat afvlakken; appartement; etagewoning; flat; klapband; wad
veteran oudgediende; veteraan
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
aged bejaard; oud bejaard; hoogbejaard; ouwelijk; stokoud; zeer oud
ancient antiek; oud; ouderwets oeroud; onmodern; ouderwets; ouderwetse; verouderd
antique antiek; oud; ouderwets oeroud
decrepit afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; versleten; vervallen
old antiek; oud; ouderwets bejaard; oude; ouwelijk
stale muf; oubakken; oud; oudbakken; plat; verschaald bedompt; belegen; benauwd; drukkend; muf; onfris; stoffig
veteran antiek; oud; ouderwets
worn afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; versleten; vervallen doorgesleten; uitgeleefd; uitgesleten
worn out afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; versleten; vervallen afgemat; afgesloofd; bekaf; dodelijk vermoeid; doodmoe; doodop; hondsmoe; op; uitgeleefd
- muf
ModifierRelated TranslationsOther Translations
flat muf; oubakken; oud; oudbakken; plat; verschaald effen; egaal; flauwtjes; gelijk; geslepen; glad; mol; muf; onfris; plat; strak; toonloos; vlak; vlakuit; zonder toon; zouteloos
kicked off afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; versleten; vervallen
old fashioned antiek; oud; ouderwets onmodern; ouderwets; ouderwetse; verouderd
worn with age afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; versleten; vervallen uitgeleefd

Related Words for "oud":


Synonyms for "oud":


Antonyms for "oud":


Related Definitions for "oud":

  1. lang geleden geplukt of gemaakt1
    • dit brood lust ik niet, het is te oud1
  2. wie of wat al lang bestaat1
    • mij opa is 90, dat is heel oud1

Wiktionary Translations for oud:

oud
adjective
  1. of a living being: having lived for relatively many years
  2. of an object, concept, etc: having existed for a relatively long period of time
  3. not current

Cross Translation:
FromToVia
oud old alt — vor langer Zeit gemacht oder geschehen
oud old; venerable; aged; decayed; decrepit; dilapidated; lapsed; rickety; ramshackle; seedy; void vieux — D’un certain âge (relatif à un autre).
oud old; aged âgé — Qui a un certain nombre d’années, un certain âge.

Related Translations for ouder