Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. overkoepelend:
  2. overkoepelen:
  3. User Contributed Translations for overkoepelend:
    • overarching


Dutch

Detailed Translations for overkoepelend from Dutch to English

overkoepelend:

overkoepelend adj

  1. overkoepelend

Translation Matrix for overkoepelend:

NounRelated TranslationsOther Translations
covering aanplant; afdekkap; bedekken; bedekking; begroeiing; beschutsel; beschutting; beslaan; dak; dek; dekking; gewas; kap; koepel; overdekking; overkapping
ModifierRelated TranslationsOther Translations
covering overkoepelend overdekkend

overkoepelend form of overkoepelen:

overkoepelen verbe (overkoepel, overkoepelt, overkoepelde, overkoepelden, overkoepeld)

  1. overkoepelen
    to cover
    • cover verbe (covers, covered, covering)

Conjugations for overkoepelen:

o.t.t.
  1. overkoepel
  2. overkoepelt
  3. overkoepelt
  4. overkoepelen
  5. overkoepelen
  6. overkoepelen
o.v.t.
  1. overkoepelde
  2. overkoepelde
  3. overkoepelde
  4. overkoepelden
  5. overkoepelden
  6. overkoepelden
v.t.t.
  1. heb overkoepeld
  2. hebt overkoepeld
  3. heeft overkoepeld
  4. hebben overkoepeld
  5. hebben overkoepeld
  6. hebben overkoepeld
v.v.t.
  1. had overkoepeld
  2. had overkoepeld
  3. had overkoepeld
  4. hadden overkoepeld
  5. hadden overkoepeld
  6. hadden overkoepeld
o.t.t.t.
  1. zal overkoepelen
  2. zult overkoepelen
  3. zal overkoepelen
  4. zullen overkoepelen
  5. zullen overkoepelen
  6. zullen overkoepelen
o.v.t.t.
  1. zou overkoepelen
  2. zou overkoepelen
  3. zou overkoepelen
  4. zouden overkoepelen
  5. zouden overkoepelen
  6. zouden overkoepelen
diversen
  1. overkoepel!
  2. overkoepelt!
  3. overkoepeld
  4. overkoepelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overkoepelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
cover afdekkap; beddedeken; beddekleedje; bedekking; bescherming; boekomslag; buitenkant; couvert; dak; dek; deken; dekking; dekmantel; deksel; enveloppe; etui; hoes; huls; kaft; kap; koepel; koker; l.p.hoes; lid; omhulsel; omkleedsel; omslag; omwindsel; overdekking; overkapping; overtrek; pennendoosje; pennenkoker; platenhoes; protectie; verpakking; wikkel
VerbRelated TranslationsOther Translations
cover overkoepelen afdekken; afleggen; afschermen; afschutten; bedekken; bekleden; bemantelen; beschermen; beschrijven; beschutten; bijsluiten; bijvoegen; dekken; hullen; indekken; inhullen; insluiten; kaften; maskeren; mededelen; meters maken; omhullen; overdekken; overkappen; overtrekken; overwelven; stofferen; toevoegen; uiteenzetten; van bekleding voorzien; verhalen; verhullen; versluieren; vertellen; zeggen