Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. overtappen:


Dutch

Detailed Translations for overtappen from Dutch to English

overtappen:

overtappen verbe (tap over, tapt over, tapte over, tapten over, overgetapt)

  1. overtappen (overhevelen)
    to rack
    • rack verbe (racks, racked, racking)

Conjugations for overtappen:

o.t.t.
  1. tap over
  2. tapt over
  3. tapt over
  4. tappen over
  5. tappen over
  6. tappen over
o.v.t.
  1. tapte over
  2. tapte over
  3. tapte over
  4. tapten over
  5. tapten over
  6. tapten over
v.t.t.
  1. heb overgetapt
  2. hebt overgetapt
  3. heeft overgetapt
  4. hebben overgetapt
  5. hebben overgetapt
  6. hebben overgetapt
v.v.t.
  1. had overgetapt
  2. had overgetapt
  3. had overgetapt
  4. hadden overgetapt
  5. hadden overgetapt
  6. hadden overgetapt
o.t.t.t.
  1. zal overtappen
  2. zult overtappen
  3. zal overtappen
  4. zullen overtappen
  5. zullen overtappen
  6. zullen overtappen
o.v.t.t.
  1. zou overtappen
  2. zou overtappen
  3. zou overtappen
  4. zouden overtappen
  5. zouden overtappen
  6. zouden overtappen
en verder
  1. is overtapt
  2. zijn overtapt
diversen
  1. tap over!
  2. tapt over!
  3. overgetapt
  4. overtappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overtappen:

NounRelated TranslationsOther Translations
rack heugelstang; latwerk; pijnbank; rek; stellage; stelling
VerbRelated TranslationsOther Translations
rack overhevelen; overtappen aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen