Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. overtuigend:
  2. overtuigen:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for overtuigend:
    • pervasive


Dutch

Detailed Translations for overtuigend from Dutch to English

overtuigend:

overtuigend adj

  1. overtuigend (afdoend; klemmend)
  2. overtuigend (afdoend; beslissend)

Translation Matrix for overtuigend:

NounRelated TranslationsOther Translations
pressing persing
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
conclusive afdoend; beslissend; overtuigend onweerlegbaar; vast en zeker
convincing afdoend; beslissend; klemmend; overtuigend aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend
effective afdoend; beslissend; overtuigend adequaat; de moeite waard; doelmatig; doeltreffend; effectief; efficiënt; gepast; geschikt; juist; krachtig; lonend; met een krachtige uitwerking; passend
pressing afdoend; klemmend; overtuigend broodnodig; door de behoefte vereist; dringend; hoognodig; klemmend; met spoed; nodig; noodzakelijk; spoedeisend; urgent

Related Words for "overtuigend":

  • overtuigender, overtuigendere, overtuigendst, overtuigendste

Wiktionary Translations for overtuigend:

overtuigend
adjective
  1. forcefully persuasive
  2. appealing to the intellect or powers of reasoning
  3. reasonable and convincing; based on evidence

overtuigend form of overtuigen:

overtuigen verbe (overtuig, overtuigt, overtuigde, overtuigden, overtuigd)

  1. overtuigen (overreden; overhalen; ompraten)
    to convince; to persuade; get around; to bring around

Conjugations for overtuigen:

o.t.t.
  1. overtuig
  2. overtuigt
  3. overtuigt
  4. overtuigen
  5. overtuigen
  6. overtuigen
o.v.t.
  1. overtuigde
  2. overtuigde
  3. overtuigde
  4. overtuigden
  5. overtuigden
  6. overtuigden
v.t.t.
  1. heb overtuigd
  2. hebt overtuigd
  3. heeft overtuigd
  4. hebben overtuigd
  5. hebben overtuigd
  6. hebben overtuigd
v.v.t.
  1. had overtuigd
  2. had overtuigd
  3. had overtuigd
  4. hadden overtuigd
  5. hadden overtuigd
  6. hadden overtuigd
o.t.t.t.
  1. zal overtuigen
  2. zult overtuigen
  3. zal overtuigen
  4. zullen overtuigen
  5. zullen overtuigen
  6. zullen overtuigen
o.v.t.t.
  1. zou overtuigen
  2. zou overtuigen
  3. zou overtuigen
  4. zouden overtuigen
  5. zouden overtuigen
  6. zouden overtuigen
en verder
  1. ben overtuigd
  2. bent overtuigd
  3. is overrtuigd
  4. zijn overtuigd
  5. zijn overtuigd
  6. zijn overtuigd
diversen
  1. overtuig!
  2. overtuigt!
  3. overtuigd
  4. overtuigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overtuigen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bring around ompraten; overhalen; overreden; overtuigen aanleveren; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; rondbrengen; thuisbezorgen; toeleveren; tot bewustzijn brengen
convince ompraten; overhalen; overreden; overtuigen
get around ompraten; overhalen; overreden; overtuigen
persuade ompraten; overhalen; overreden; overtuigen

Related Definitions for "overtuigen":

  1. duidelijk maken dat het waar is1
    • tenslotte heb ik hem overtuigd1
  2. erachter komen dat het zo is1
    • ik overtuigde mij ervan dat de deur dicht was1

Wiktionary Translations for overtuigen:

overtuigen
verb
  1. een denkbeeld doen aanvaarden
overtuigen
verb
  1. to make someone believe, or feel sure about something
  2. convince

Cross Translation:
FromToVia
overtuigen convince; persuade convaincre — Amener quelqu'un, par le raisonnement, à croire quelque chose