Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. overvliegen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for overvliegen from Dutch to English

overvliegen:

overvliegen verbe (vlieg over, vliegt over, vloog over, vlogen over, over gevlogen)

  1. overvliegen
    to fly over
    • fly over verbe (flies over, flew over, flying over)

Conjugations for overvliegen:

o.t.t.
  1. vlieg over
  2. vliegt over
  3. vliegt over
  4. vliegen over
  5. vliegen over
  6. vliegen over
o.v.t.
  1. vloog over
  2. vloog over
  3. vloog over
  4. vlogen over
  5. vlogen over
  6. vlogen over
v.t.t.
  1. ben over gevlogen
  2. bent over gevlogen
  3. is over gevlogen
  4. zijn over gevlogen
  5. zijn over gevlogen
  6. zijn over gevlogen
v.v.t.
  1. was over gevlogen
  2. was over gevlogen
  3. was over gevlogen
  4. waren over gevlogen
  5. waren over gevlogen
  6. waren over gevlogen
o.t.t.t.
  1. zal overvliegen
  2. zult overvliegen
  3. zal overvliegen
  4. zullen overvliegen
  5. zullen overvliegen
  6. zullen overvliegen
o.v.t.t.
  1. zou overvliegen
  2. zou overvliegen
  3. zou overvliegen
  4. zouden overvliegen
  5. zouden overvliegen
  6. zouden overvliegen
diversen
  1. vlieg over!
  2. vliegt over!
  3. over gevlogen
  4. overvliegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overvliegen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
fly over overvliegen

Wiktionary Translations for overvliegen:

overvliegen
verb
  1. ergens overheen vliegen
  2. van de ene afdeling naar de volgende gaan, bijvoorbeeld bij scouting
  3. iets met een vliegtuig ergens brengen