Dutch
Detailed Translations for overwerken from Dutch to English
overwerken:
-
overwerken
Conjugations for overwerken:
o.t.t.
- werk over
- werkt over
- werkt over
- werken over
- werken over
- werken over
o.v.t.
- werkte over
- werkte over
- werkte over
- werkten over
- werkten over
- werkten over
v.t.t.
- heb overgewerkt
- hebt overgewerkt
- heeft overgewerkt
- hebben overgewerkt
- hebben overgewerkt
- hebben overgewerkt
v.v.t.
- had overgewerkt
- had overgewerkt
- had overgewerkt
- hadden overgewerkt
- hadden overgewerkt
- hadden overgewerkt
o.t.t.t.
- zal overwerken
- zult overwerken
- zal overwerken
- zullen overwerken
- zullen overwerken
- zullen overwerken
o.v.t.t.
- zou overwerken
- zou overwerken
- zou overwerken
- zouden overwerken
- zouden overwerken
- zouden overwerken
en verder
- ben overwerkt
- bent overwerkt
- is overwerkt
- zijn overwerkt
- zijn overwerkt
- zijn overwerkt
diversen
- werk over!
- werkt over!
- overgewerkt
- overwerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for overwerken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
work overtime | overwerken |
Related Words for "overwerken":
overwerk:
-
het overwerk (overuur)
Translation Matrix for overwerk:
Noun | Related Translations | Other Translations |
additional work | overuur; overwerk | |
extra work | overuur; overwerk | activiteit naast het werk; bijbaan; bijwerk; nevenactiviteit; nevenfunctie |
overtime | overuur; overwerk | overuren; overuur |
overwork | overuur; overwerk |