Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. posteren:


Dutch

Detailed Translations for posteer from Dutch to English

posteren:

posteren verbe (posteer, posteert, posteerde, posteerden, geposteerd)

  1. posteren (stationeren; plaatsen; posten)
    to station
    • station verbe (stations, stationed, stationing)

Conjugations for posteren:

o.t.t.
  1. posteer
  2. posteert
  3. posteert
  4. posteren
  5. posteren
  6. posteren
o.v.t.
  1. posteerde
  2. posteerde
  3. posteerde
  4. posteerden
  5. posteerden
  6. posteerden
v.t.t.
  1. ben geposteerd
  2. bent geposteerd
  3. is geposteerd
  4. zijn geposteerd
  5. zijn geposteerd
  6. zijn geposteerd
v.v.t.
  1. was geposteerd
  2. was geposteerd
  3. was geposteerd
  4. waren geposteerd
  5. waren geposteerd
  6. waren geposteerd
o.t.t.t.
  1. zal posteren
  2. zult posteren
  3. zal posteren
  4. zullen posteren
  5. zullen posteren
  6. zullen posteren
o.v.t.t.
  1. zou posteren
  2. zou posteren
  3. zou posteren
  4. zouden posteren
  5. zouden posteren
  6. zouden posteren
diversen
  1. posteer!
  2. posteert!
  3. geposteerd
  4. posterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for posteren:

NounRelated TranslationsOther Translations
station standoord; station
VerbRelated TranslationsOther Translations
station plaatsen; posten; posteren; stationeren deponeren; herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; leggen; neerleggen; neerzetten; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; plaatsen; situeren; stationeren; zetten; zich afspelen

Related Words for "posteren":


External Machine Translations: