Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. puilen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for puilen from Dutch to English

puilen:

puilen verbe (puil, puilt, puilde, puilden, gepuild)

  1. puilen (uitpuilen)
    to bulge out; to bulge; to pop
    • bulge out verbe (bulges out, bulged out, bulging out)
    • bulge verbe (bulges, bulged, bulging)
    • pop verbe (pops, popped, popping)

Conjugations for puilen:

o.t.t.
  1. puil
  2. puilt
  3. puilt
  4. puilen
  5. puilen
  6. puilen
o.v.t.
  1. puilde
  2. puilde
  3. puilde
  4. puilden
  5. puilden
  6. puilden
v.t.t.
  1. ben gepuild
  2. bent gepuild
  3. is gepuild
  4. zijn gepuild
  5. zijn gepuild
  6. zijn gepuild
v.v.t.
  1. was gepuild
  2. was gepuild
  3. was gepuild
  4. waren gepuild
  5. waren gepuild
  6. waren gepuild
o.t.t.t.
  1. zal puilen
  2. zult puilen
  3. zal puilen
  4. zullen puilen
  5. zullen puilen
  6. zullen puilen
o.v.t.t.
  1. zou puilen
  2. zou puilen
  3. zou puilen
  4. zouden puilen
  5. zouden puilen
  6. zouden puilen
diversen
  1. puil!
  2. puilt!
  3. gepuild
  4. puilend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for puilen:

NounRelated TranslationsOther Translations
bulge hobbel; uitzakking; verzakking
pop bam; explosie; frisdrank; knal; ontploffing; plof
VerbRelated TranslationsOther Translations
bulge puilen; uitpuilen gaan hangen; opzwellen; uitzakken; zwellen
bulge out puilen; uitpuilen gaan hangen; uitbuiken; uitzakken; wegzakken; zakken in
pop puilen; uitpuilen knallen; pop-bewerking uitvoeren
ModifierRelated TranslationsOther Translations
bulge bol; bolstaand

Wiktionary Translations for puilen:

puilen
verb
  1. (inergatief) naar buiten toe uitsteken
puilen
verb
  1. to extend beyond normal limits