Dutch
Detailed Translations for rangordenen from Dutch to English
rangordenen:
-
rangordenen (rangschikken)
Conjugations for rangordenen:
o.t.t.
- rangorden
- rangordent
- rangordent
- rangordenen
- rangordenen
- rangordenen
o.v.t.
- rangordende
- rangordende
- rangordende
- rangordenden
- rangordenden
- rangordenden
v.t.t.
- heb gerangordend
- hebt gerangordend
- heeft gerangordend
- hebben gerangordend
- hebben gerangordend
- hebben gerangordend
v.v.t.
- had gerangordend
- had gerangordend
- had gerangordend
- hadden gerangordend
- hadden gerangordend
- hadden gerangordend
o.t.t.t.
- zal rangordenen
- zult rangordenen
- zal rangordenen
- zullen rangordenen
- zullen rangordenen
- zullen rangordenen
o.v.t.t.
- zou rangordenen
- zou rangordenen
- zou rangordenen
- zouden rangordenen
- zouden rangordenen
- zouden rangordenen
diversen
- rangorden!
- rangordent!
- gerangordend
- rangordenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze