Summary
Dutch
Detailed Translations for regen from Dutch to English
regen:
-
de regen (hemelwater; neerslag)
Translation Matrix for regen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
rain | hemelwater; neerslag; regen | |
sediment | hemelwater; neerslag; regen | afzetsel; bezinksel; bezinksels; depot; dik; drab; droesem; grondsop; grondsoppen; koffiedik; moer; neerslag; prut; residu; sediment; zetsel |
Verb | Related Translations | Other Translations |
rain | druilen; miezeren; regenen |
Related Words for "regen":
Related Definitions for "regen":
regen form of rijgen:
-
rijgen (aaneenrijgen)
-
rijgen (dichtrijgen; dichtsnoeren)
Conjugations for rijgen:
o.t.t.
- rijg
- rijgt
- rijgt
- rijgen
- rijgen
- rijgen
o.v.t.
- reeg
- reeg
- reeg
- regen
- regen
- regen
v.t.t.
- heb geregen
- hebt geregen
- heeft geregen
- hebben geregen
- hebben geregen
- hebben geregen
v.v.t.
- had geregen
- had geregen
- had geregen
- hadden geregen
- hadden geregen
- hadden geregen
o.t.t.t.
- zal rijgen
- zult rijgen
- zal rijgen
- zullen rijgen
- zullen rijgen
- zullen rijgen
o.v.t.t.
- zou rijgen
- zou rijgen
- zou rijgen
- zouden rijgen
- zouden rijgen
- zouden rijgen
en verder
- ben geregen
- bent geregen
- is geregen
- zijn geregen
- zijn geregen
- zijn geregen
diversen
- rijg!
- rijgt!
- geregen
- rijgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze