Home ->Dictionaries ->Dutch/English ->Translate schaaltje

Translate schaaltje from Dutch to English

Summary

Dutch to English: more detail...

schaaltje:
- platter; dish
schaal:
- shell; husk; hull; platter; dish; casserole; baking dish; scale
Wiktionary:
- schaal → platter, plate, shell, scale, bowl
- schaal → scale, gamut, bowl, pelvis, basin, reservoir, pool, conch, shell, eggshell, dish, platter, plate, course, ladder, bark, hull

Dutch

Detailed Translations for schaaltje from Dutch to English

schaaltje:

schaaltje [het ~] nom

het schaaltje (schaal)
the platter; the dish
- platter [the ~] nom
- dish [the ~] nom

Translation Matrix for schaaltje:

Noun	Related Translations	Other Translations
dish	schaal; schaaltje	diner; eten; gerecht; maal; maaltijd; ovenschaal; schaal; schotel; schoteltje
platter	schaal; schaaltje	presenteerblaadje; schoteltje

Related Words for "schaaltje":

schaaltjes, schaal

schaaltje form of schaal:

schaal [de ~] nom

de schaal (bolster; schil; dop)
the shell; the husk; the hull
- shell [the ~] nom
- husk [the ~] nom
- hull [the ~] nom
de schaal (schaaltje)
the platter; the dish
- platter [the ~] nom
- dish [the ~] nom
de schaal (ovenschaal)
the casserole; the baking dish; the dish
- casserole [the ~] nom
- baking dish [the ~] nom
- dish [the ~] nom
de schaal
the scale
– an indicator having a graduated sequence of marks ¹
- scale [the ~] nom

Translation Matrix for schaal:

Noun	Related Translations	Other Translations
baking dish	ovenschaal; schaal
casserole	ovenschaal; schaal	kookpot; pot; stoofpan; stoofschotel
dish	ovenschaal; schaal; schaaltje	diner; eten; gerecht; maal; maaltijd; schotel; schoteltje
hull	bolster; dop; schaal; schelp; schil
husk	bolster; dop; schaal; schelp; schil
platter	schaal; schaaltje	presenteerblaadje; schoteltje
scale	schaal	afzetting; gamma; kalkaanslag; ladder; octaaf; scala; schilfer; schub; spectrum; toonladder; toonschaal
shell	bolster; dop; schaal; schelp; schil	behuizing; bom; casco; cascowoning; chassis; explosief; frame; geraamte; granaat; huls; omhulling; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; peul; raamwerk; schil; schulp; shell; skelet; vel; verpakking
Verb	Related Translations	Other Translations
scale		schaal aanpassen
shell		bombarderen; vanuit de lucht beschieten

Related Words for "schaal":

schalen, schaaltje, schaaltjes

Synonyms for "schaal":

dop

Related Definitions for "schaal":

harde buitenkant of schil²
- de schaal van het ei was gebroken²
diepe schotel²
- er stond een schaal met appelmoes op tafel²
nummering waarmee je aangeeft hoe de verhouding is²
- deze kaart heeft een schaal van 1 op 100.000²

Wiktionary Translations for schaal:

schaal

noun

voorwerp waar men iets kan inleggen
- schaal → platter; plate
buitenkant van een ei of vrucht
- schaal → shell
verhouding van de grootte tussen een model en een echt voorwerp
- schaal → scale
bepaalde ijking op een grafiek , as of eenheid
- schaal → scale

schaal

noun

container
- bowl → kom; schaal
ordered numerical sequence
- scale → schaal
size or scope
- scale → schaal
ratio of distances
- scale → schaal
assigning a magnitude
- scale → schaal
hard covering of an egg
- shell → schaal; eierschaal
covering of a nut
- shell → schaal; omhulsel

Cross Translation:

From	To	Via
• schaal	→ scale; gamut	↔ Skala — Tonleiter
• schaal	→ scale; gamut	↔ Skala — Zuordnungsvorschrift, Einteilung zu einer Bewertung
• schaal	→ bowl; pelvis; basin; reservoir; pool	↔ bol — coupe hémisphérique
• schaal	→ conch; shell	↔ conque — Gros coquillage creux.
• schaal	→ shell; eggshell	↔ coquille — Enveloppe dure et calcaire (1)
• schaal	→ basin; bowl	↔ jatte — Espèce de vase rond, tout d'une pièce et sans rebord, de profondeur intermédiaire entre un grand bol et une écuelle. Généralement en terre cuite, en faïence ou en porcelaine, plus rarement en bois, elle est utilisée dans la confection de plusieurs mets comme les compotes ou les entremets, d
• schaal	→ dish; platter; plate; course	↔ plat — pièce de vaisselle, à fond plat destinée à contenir les mets qu’on servir sur la table.
• schaal	→ ladder; scale	↔ échelle — dispositif composé de deux montants de bois ou de fer munis d’espace en espace de traverses de bois ou de fer disposées de manière qu’elles peuvent servir de degrés ou d’escalier.
• schaal	→ bark; shell; hull	↔ écorce — Partie superficielle et protectrice des arbres et des végétaux