Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. schrokken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for schrokkend from Dutch to English

schrokken:

schrokken [het ~] nom

  1. het schrokken
    the gulping; the scoffing; the gobbling

schrokken verbe (schrok, schrokt, schrokte, schrokten, geschrokt)

  1. schrokken (verorberen; consumeren; vreten; )
    to dispatch; to consume
    • dispatch verbe (dispatches, dispatched, dispatching)
    • consume verbe (consumes, consumed, consuming)

Conjugations for schrokken:

o.t.t.
  1. schrok
  2. schrokt
  3. schrokt
  4. schroken
  5. schroken
  6. schroken
o.v.t.
  1. schrokte
  2. schrokte
  3. schrokte
  4. schrokten
  5. schrokten
  6. schrokten
v.t.t.
  1. ben geschrokt
  2. bent geschrokt
  3. is geschrokt
  4. zijn geschrokt
  5. zijn geschrokt
  6. zijn geschrokt
v.v.t.
  1. was geschrokt
  2. was geschrokt
  3. was geschrokt
  4. waren geschrokt
  5. waren geschrokt
  6. waren geschrokt
o.t.t.t.
  1. zal schrokken
  2. zult schrokken
  3. zal schrokken
  4. zullen schrokken
  5. zullen schrokken
  6. zullen schrokken
o.v.t.t.
  1. zou schrokken
  2. zou schrokken
  3. zou schrokken
  4. zouden schrokken
  5. zouden schrokken
  6. zouden schrokken
diversen
  1. schrok!
  2. schrokt!
  3. geschrokt
  4. schrokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for schrokken:

NounRelated TranslationsOther Translations
consume verbruiken
dispatch aflevering; leverantie; levering; missie; roeping; uitlevering; zending; zending met speciale opdracht
gobbling schrokken opschrokken; smakken; vies eten
gulping schrokken
scoffing schrokken aanfluiting; belediging; beschimping; bespotting; geschimp; gespot; hoon; ironie; sarcasme; schamp; smaad; spot; spotternij
VerbRelated TranslationsOther Translations
consume bikken; bunkeren; consumeren; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen consumeren; doorjagen; drugs consumeren; eten; gebruiken; laven; lenigen; lessen; nuttigen; opeten; opgebruiken; opkrijgen; opmaken; oppeuzelen; opvreten; tegoed doen; tot zich nemen; uitgeven voor een maaltijd; verbruiken; verorberen; verslinden; verteren; vreten
dispatch bikken; bunkeren; consumeren; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen verzenden
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
dispatch verzending

Wiktionary Translations for schrokken:

schrokken
verb
  1. zo snel mogelijk eten
schrokken
verb
  1. to eat greedily
  2. eat voraciously or ravenously
  3. eat very quickly
  4. to eat food quickly