Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. soebatten:


Dutch

Detailed Translations for soebatten from Dutch to English

soebatten:

soebatten verbe (soebat, soebatt, soebatte, soebatten, gesoebat)

  1. soebatten
    to plead; to beg
    • plead verbe (pleads, pleaded, pleading)
    • beg verbe (begs, begged, begging)

Conjugations for soebatten:

o.t.t.
  1. soebat
  2. soebatt
  3. soebatt
  4. soebatten
  5. soebatten
  6. soebatten
o.v.t.
  1. soebatte
  2. soebatte
  3. soebatte
  4. soebatten
  5. soebatten
  6. soebatten
v.t.t.
  1. heb gesoebat
  2. hebt gesoebat
  3. heeft gesoebat
  4. hebben gesoebat
  5. hebben gesoebat
  6. hebben gesoebat
v.v.t.
  1. had gesoebat
  2. had gesoebat
  3. had gesoebat
  4. hadden gesoebat
  5. hadden gesoebat
  6. hadden gesoebat
o.t.t.t.
  1. zal soebatten
  2. zult soebatten
  3. zal soebatten
  4. zullen soebatten
  5. zullen soebatten
  6. zullen soebatten
o.v.t.t.
  1. zou soebatten
  2. zou soebatten
  3. zou soebatten
  4. zouden soebatten
  5. zouden soebatten
  6. zouden soebatten
en verder
  1. ben gesoebat
  2. bent gesoebat
  3. is gesoebat
  4. zijn gesoebat
  5. zijn gesoebat
  6. zijn gesoebat
diversen
  1. soebat!
  2. soebatt!
  3. gesoebat
  4. soebatten
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for soebatten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
beg soebatten aanvragen; aanzoeken; bedelen; bidden; schooien; smeken; uitnodigen; verzoeken; vragen
plead soebatten bepleiten; bidden; pleiten; smeken; verzoeken; vragen