Summary
Dutch
Detailed Translations for spook from Dutch to English
spook:
-
het spook (fantoom)
-
het spook (geestverschijning; geest; verschijning; schim; spookverschijning)
Translation Matrix for spook:
Noun | Related Translations | Other Translations |
apparition | geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning | schrikbeeld |
ghost | geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning | gedaante; hersenschim; schim; spookbeeld; spookgestalte; spooksite; spookverschijning; volgbeeld |
ghostly apparition | geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning | |
phantom | fantoom; geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning | hersenschim; spookbeeld; spookgestalte; spookverschijning |
specter | geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning | hersenschim; schrikbeeld; spookbeeld; spookgestalte; spookverschijning |
spectre | geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning | hersenschim; schrikbeeld; spookbeeld; spookgestalte; spookverschijning |
spook | geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
ghost | dupliceren |
Related Words for "spook":
Wiktionary Translations for spook:
spook
Cross Translation:
noun
spook
-
een geestverschijning die een bepaald gebouw of bepaalde locatie onveilig maakt
- spook → ghost
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• spook | → ghost | ↔ Gespenst — Geist; ein meist Furcht einflößendes, übernatürliches Wesen |
• spook | → ghost; phantom | ↔ fantôme — Apparition d’un défunt sous l’aspect qu’il avait de son vivant ou sous une autre forme, notamment sous un drap blanchâtre. |
• spook | → haunted | ↔ hanté — Qui réputer occuper par des esprits ou d’autres forces surnaturelles et où se produiraient des phénomènes surnaturels ou paranormaux. |
spoken:
-
spoken
Conjugations for spoken:
o.t.t.
- spook
- spookt
- spookt
- spoken
- spoken
- spoken
o.v.t.
- spookte
- spookte
- spookte
- spookten
- spookten
- spookten
v.t.t.
- heb gespookt
- hebt gespookt
- heeft gespookt
- hebben gespookt
- hebben gespookt
- hebben gespookt
v.v.t.
- had gespookt
- had gespookt
- had gespookt
- hadden gespookt
- hadden gespookt
- hadden gespookt
o.t.t.t.
- zal spoken
- zult spoken
- zal spoken
- zullen spoken
- zullen spoken
- zullen spoken
o.v.t.t.
- zou spoken
- zou spoken
- zou spoken
- zouden spoken
- zouden spoken
- zouden spoken
en verder
- ben gespookt
- bent gespookt
- is gespookt
- zijn gespookt
- zijn gespookt
- zijn gespookt
diversen
- spook!
- spookt!
- gespookt
- spokend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for spoken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
ghosts | schimmen; spoken | |
haunt | sluiphol | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
haunt | spoken | achternazitten; achtervolgen; najagen; nastreven; nazitten; trachten te verkrijgen; vervolgen; volgen |
Related Words for "spoken":
External Machine Translations: