Summary
Dutch to English: more detail...
- uitsteken:
-
Wiktionary:
- uitsteken → protrude
- uitsteken → anoint, smear, spread, grease, apply, lay out, spread out, extend, spread-eagle, augment, enlarge, increase, aggrandize, magnify, step up, unroll, unfold, unfurl, expand, reach, stretch, stretch out, adulterate, dilute
Dutch
Detailed Translations for stak uit from Dutch to English
stak uit form of uitsteken:
-
uitsteken (opvallen; uitspringen; eruit springen; afsteken; in het oog lopen)
to attract attention; to stick out; to stand out; to protrude; to be conspicuous; to leap out; to show off; to prance; to jut out -
uitsteken (uitblinken; onderscheiden; overtreffen; excelleren; uitblinken boven; schitteren; uitmunten)
Conjugations for uitsteken:
o.t.t.
- steek uit
- steekt uit
- steekt uit
- steken uit
- steken uit
- steken uit
o.v.t.
- stak uit
- stak uit
- stak uit
- staken uit
- staken uit
- staken uit
v.t.t.
- heb uitgestoken
- hebt uitgestoken
- heeft uitgestoken
- hebben uitgestoken
- hebben uitgestoken
- hebben uitgestoken
v.v.t.
- had uitgestoken
- had uitgestoken
- had uitgestoken
- hadden uitgestoken
- hadden uitgestoken
- hadden uitgestoken
o.t.t.t.
- zal uitsteken
- zult uitsteken
- zal uitsteken
- zullen uitsteken
- zullen uitsteken
- zullen uitsteken
o.v.t.t.
- zou uitsteken
- zou uitsteken
- zou uitsteken
- zouden uitsteken
- zouden uitsteken
- zouden uitsteken
en verder
- ben uitgestoken
- bent uitgestoken
- is uitgestoken
- zijn uitgestoken
- zijn uitgestoken
- zijn uitgestoken
diversen
- steek uit!
- steekt uit!
- uitgestoken
- uitstekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
uitsteken (eruitspringend; opvallend)
prominent; sticks out; outstanding; obvious; leaps out at you-
prominent adj
-
sticks out adj
-
outstanding adj
-
obvious adj
-
leaps out at you adj
-
-
uitsteken
Translation Matrix for uitsteken:
Related Definitions for "uitsteken":
Wiktionary Translations for uitsteken:
uitsteken
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitsteken | → anoint; smear; spread; grease; apply; lay out; spread out; extend; spread-eagle; augment; enlarge; increase; aggrandize; magnify; step up; unroll; unfold; unfurl; expand; reach; stretch; stretch out; adulterate; dilute | ↔ étendre — Traductions à trier suivant le sens |