Summary


Dutch

Detailed Translations for sterken from Dutch to English

sterken:

sterken verbe (sterk, sterkt, sterkte, sterkten, gesterkt)

  1. sterken (versterken; sterker worden)
    to strengthen; to reinforce; to intensify; to become stronger
    • strengthen verbe (strengthens, strengthened, strengthening)
    • reinforce verbe (reinforces, reinforced, reinforcing)
    • intensify verbe (intensifies, intensified, intensifying)
    • become stronger verbe (becomes stronger, becoming stronger)
  2. sterken (zijn heil zoeken in; troosten; laven)

Conjugations for sterken:

o.t.t.
  1. sterk
  2. sterkt
  3. sterkt
  4. sterken
  5. sterken
  6. sterken
o.v.t.
  1. sterkte
  2. sterkte
  3. sterkte
  4. sterkten
  5. sterkten
  6. sterkten
v.t.t.
  1. ben gesterkt
  2. bent gesterkt
  3. is gesterkt
  4. zijn gesterkt
  5. zijn gesterkt
  6. zijn gesterkt
v.v.t.
  1. was gesterkt
  2. was gesterkt
  3. was gesterkt
  4. waren gesterkt
  5. waren gesterkt
  6. waren gesterkt
o.t.t.t.
  1. zal sterken
  2. zult sterken
  3. zal sterken
  4. zullen sterken
  5. zullen sterken
  6. zullen sterken
o.v.t.t.
  1. zou sterken
  2. zou sterken
  3. zou sterken
  4. zouden sterken
  5. zouden sterken
  6. zouden sterken
diversen
  1. sterk!
  2. sterkt!
  3. gesterkt
  4. sterkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for sterken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
become stronger sterken; sterker worden; versterken
intensify sterken; sterker worden; versterken aanscherpen; intensiveren; toespitsen; verhevigen; versterken
reinforce sterken; sterker worden; versterken bepantseren; bewapenen; harnassen; sterker maken; wapenen
seek refuge in laven; sterken; troosten; zijn heil zoeken in
strengthen sterken; sterker worden; versterken aanscherpen; intensiveren; sterker maken; toespitsen; verhevigen; versterken