Dutch

Detailed Translations for ter sprake brengen from Dutch to English

ter sprake brengen:

ter sprake brengen verbe (breng ter sprake, brengt ter sprake, bracht ter sprake, brachten ter sprake, tersprake gebracht)

  1. ter sprake brengen (te berde brengen; aanvoeren; entameren; )
    to broach a subject; to raise; to put forward; to initiate; to broach; to sting; to reap; to bring up; to put on the table; to cut into; to throw up; to toss up; to cut; toss in the air
    • broach a subject verbe (broaches a subject, broached a subject, broaching a subject)
    • raise verbe (raises, raised, raising)
    • put forward verbe (puts forward, put forward, putting forward)
    • initiate verbe (initiates, initiated, initiating)
    • broach verbe (broaches, broached, broaching)
    • sting verbe (stings, stinged, stinging)
    • reap verbe (reaps, reaped, reaping)
    • bring up verbe (brings up, brought up, bringing up)
    • put on the table verbe (puts on the table, put on the table, putting on the table)
    • cut into verbe (cuts into, cut into, cutting into)
    • throw up verbe (throws up, threw up, throwing up)
    • toss up verbe (tosses up, tossed up, tossing up)
    • cut verbe (cuts, cut, cutting)
  2. ter sprake brengen (zeggen; vertellen; naar voren brengen; opmerken; verwoorden)
    to ventilate; bring something up
  3. ter sprake brengen (gesprek aanknopen; aansnijden; starten; )
    to broach a subject; to bring up; to broach; to cut into; to put forward; to put on the table
    • broach a subject verbe (broaches a subject, broached a subject, broaching a subject)
    • bring up verbe (brings up, brought up, bringing up)
    • broach verbe (broaches, broached, broaching)
    • cut into verbe (cuts into, cut into, cutting into)
    • put forward verbe (puts forward, put forward, putting forward)
    • put on the table verbe (puts on the table, put on the table, putting on the table)
  4. ter sprake brengen (aankaarten; aansnijden; op tafel leggen)
    to broach; to raise; to bring up
    • broach verbe (broaches, broached, broaching)
    • raise verbe (raises, raised, raising)
    • bring up verbe (brings up, brought up, bringing up)
  5. ter sprake brengen (oprakelen)
    to stir up; to rake up; drag up
    • stir up verbe (stirs up, stirred up, stirring up)
    • rake up verbe (rakes up, raked up, raking up)
    • drag up verbe

Conjugations for ter sprake brengen:

o.t.t.
  1. breng ter sprake
  2. brengt ter sprake
  3. brengt ter sprake
  4. brengen ter sprake
  5. brengen ter sprake
  6. brengen ter sprake
o.v.t.
  1. bracht ter sprake
  2. bracht ter sprake
  3. bracht ter sprake
  4. brachten ter sprake
  5. brachten ter sprake
  6. brachten ter sprake
v.t.t.
  1. heb tersprake gebracht
  2. hebt tersprake gebracht
  3. heeft tersprake gebracht
  4. hebben tersprake gebracht
  5. hebben tersprake gebracht
  6. hebben tersprake gebracht
v.v.t.
  1. had tersprake gebracht
  2. had tersprake gebracht
  3. had tersprake gebracht
  4. hadden tersprake gebracht
  5. hadden tersprake gebracht
  6. hadden tersprake gebracht
o.t.t.t.
  1. zal ter sprake brengen
  2. zult ter sprake brengen
  3. zal ter sprake brengen
  4. zullen ter sprake brengen
  5. zullen ter sprake brengen
  6. zullen ter sprake brengen
o.v.t.t.
  1. zou ter sprake brengen
  2. zou ter sprake brengen
  3. zou ter sprake brengen
  4. zouden ter sprake brengen
  5. zouden ter sprake brengen
  6. zouden ter sprake brengen
en verder
  1. ben tersprake gebracht
  2. bent tersprake gebracht
  3. is tersprake gebracht
  4. zijn tersprake gebracht
  5. zijn tersprake gebracht
  6. zijn tersprake gebracht
diversen
  1. breng ter sprake!
  2. brengt ter sprake!
  3. tersprake gebracht
  4. ter sprake brengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ter sprake brengen:

NounRelated TranslationsOther Translations
cut bekorting; besnoeiing; besparing; bezuiniging; coupure; inkeping; inkerving; inkrimping; insnijding; jaap; keep; kerf; korting; kostenbesparing; ontering; prijsverlaging; prijsvermindering; reductie; snede; snee; sneetje; snijwond; snijwondje; snit; snoeiing; verkorting; verlaging
initiate adept; ingewijde; insider
raise aankweken; doen voorttelen; fokken
sting angel; doorn; gifangel; messteek; steek; stekel; vishaak; weerhaak
VerbRelated TranslationsOther Translations
bring something up naar voren brengen; opmerken; ter sprake brengen; vertellen; verwoorden; zeggen
bring up aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvoeren; entameren; gesprek aanknopen; op tafel leggen; openen; opperen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen braken; grootbrengen; kotsen; omhooghalen; ophalen; opvoeden; overgeven; spugen; spuwen; uitbraken; voorleiden; vormen
broach aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvoeren; entameren; gesprek aanknopen; op tafel leggen; openen; opperen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen
broach a subject aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvoeren; entameren; gesprek aanknopen; op tafel leggen; openen; opperen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen
cut aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen afsnijden; coifferen; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doorknippen; doormidden hakken; een knippend geluid maken; houtsnijden; in hout schrijven; in tweeën houwen; kappen; kerven; klieven; kloven; knippen; kort knippen; kort maken; korten; prikken; snerpen; snijden; snijwerk maken; steken; steken geven
cut into aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvoeren; entameren; gesprek aanknopen; op tafel leggen; openen; opperen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen
drag up oprakelen; ter sprake brengen
initiate aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen engageren; erbij betrekken; inaugureren; inhuldigen; initiëren; inviteren; inwijden; naar voren brengen; ontgroenen; op gang brengen; opperen; plechtig bevestigen; poneren; suggereren; uitnodigen
put forward aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvoeren; entameren; gesprek aanknopen; op tafel leggen; openen; opperen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen naar voren brengen; opperen; poneren; stellen
put on the table aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvoeren; entameren; gesprek aanknopen; op tafel leggen; openen; opperen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen
raise aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen bezweren; bouwen; construeren; ding rechtzetten; fokken; grootbrengen; heffen; hijsen; hoger maken; instellen; invoeren; jezelf opwerken; kweken; naar boven tillen; naar voren brengen; naarbovendragen; omhoog doen; omhoog heffen; omhoogbrengen; omhooghalen; omhoogheffen; opfokken; ophalen; opheffen; ophijsen; ophogen; opperen; oprichten; optrekken; opvoeden; opwerken; overeindzetten; poneren; rechtop zetten; slangen bezweren; stellen; stichten; suggereren; uit een minder gunstige positie vooruitkomen; verhogen; vooruitkomen; vormen; zich omhoogtrekken; zich optrekken aan
rake up oprakelen; ter sprake brengen bijeenharken
reap aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen afsnijden; binnen halen; oogsten; plukken; snijden
sting aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen afsnijden; prikken; snijden; steken; steken geven
stir up oprakelen; ter sprake brengen aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; doen opvlammen; iemand opstoken; iets aanstoken; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; oproer kraaien; opruien; opstoken; opwekken; opwinden; opzetten; poken; prikkelen; stimuleren
throw up aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen braken; kotsen; omhoogwerpen; opwerpen; overgeven; spugen; spuwen; uitbraken; vomeren
toss in the air aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen jonassen; omhooggooien; opgooien; opwerpen
toss up aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen omhooggooien; opgooien; opwerpen
ventilate naar voren brengen; opmerken; ter sprake brengen; vertellen; verwoorden; zeggen ontluchten; toedragen; toevoeren; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; ventileren; vertolken; verwoorden
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
cut gekuist; gesneden; zedig gemaakt

Wiktionary Translations for ter sprake brengen:

ter sprake brengen
verb
  1. to bring up as a subject for debate, to propose
  2. begin discussion about

Related Translations for ter sprake brengen