Dutch
Detailed Translations for teruggrijpen from Dutch to English
teruggrijpen:
Conjugations for teruggrijpen:
o.t.t.
- grijp terug
- grijpt terug
- grijpt terug
- grijpen terug
- grijpen terug
- grijpen terug
o.v.t.
- greep terug
- greep terug
- greep terug
- grepen terug
- grepen terug
- grepen terug
v.t.t.
- heb teruggegrepen
- hebt teruggegrepen
- heeft teruggegrepen
- hebben teruggegrepen
- hebben teruggegrepen
- hebben teruggegrepen
v.v.t.
- had teruggegrepen
- had teruggegrepen
- had teruggegrepen
- hadden teruggegrepen
- hadden teruggegrepen
- hadden teruggegrepen
o.t.t.t.
- zal teruggrijpen
- zult teruggrijpen
- zal teruggrijpen
- zullen teruggrijpen
- zullen teruggrijpen
- zullen teruggrijpen
o.v.t.t.
- zou teruggrijpen
- zou teruggrijpen
- zou teruggrijpen
- zouden teruggrijpen
- zouden teruggrijpen
- zouden teruggrijpen
en verder
- ben teruggegrepen
- bent teruggegrepen
- is teruggegrepen
- zijn teruggegrepen
- zijn teruggegrepen
- zijn teruggegrepen
diversen
- grijp terug!
- grijpt terug!
- teruggegrepen
- teruggrijpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze