Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. tint:
  2. tinten:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for tint from Dutch to English

tint:

tint [de ~] nom

  1. de tint (kleurschakering; nuance; kleurnuance)
    the hue; the tint; the shade; the range of colouring; the chromatic spectrum
  2. de tint (kleur; toon; kleurtje)
    the colour; the tint; the shade; the tincture; the color
  3. de tint
    the hue
    – In the HSB color model, one of the three characteristics used to describe a color. Hue is the attribute that most readily distinguishes one color from other colors. It depends on the frequency of a light wave in the visible spectrum. 1
    • hue [the ~] nom
  4. de tint
    the tint
    – A color mixed with white. A 10-percent tint is one part of the original color and nine parts white. 1

Translation Matrix for tint:

NounRelated TranslationsOther Translations
chromatic spectrum kleurnuance; kleurschakering; nuance; tint gamma; kleurenschaal; kleurenspectrum
color kleur; kleurtje; tint; toon kleuring; kleurstof; pigment
colour kleur; kleurtje; tint; toon kleuring; kleurstof; pigment
hue kleurnuance; kleurschakering; nuance; tint tintje
range of colouring kleurnuance; kleurschakering; nuance; tint gamma; kleurenschaal; kleurenspectrum
shade kleur; kleurnuance; kleurschakering; kleurtje; nuance; tint; toon donkere tint; lampenkap; lommer; schaduw
tincture kleur; kleurtje; tint; toon kleuring; tinctuur
tint kleur; kleurnuance; kleurschakering; kleurtje; nuance; tint; toon
VerbRelated TranslationsOther Translations
color inkleuren
colour inkleuren
shade arceren; beschaduwen
tint kleuren; tinten

Related Words for "tint":


Wiktionary Translations for tint:

tint
noun
  1. color or shade of color, blee; tint; dye
  2. appearance of the skin on the face

Cross Translation:
FromToVia
tint colour; color couleur — Caractéristique de la lumière
tint complexion teint — Manière de teindre ; couleur obtenue par la teinture.

tint form of tinten:

tinten [de ~] nom, pluriel

  1. de tinten (kleurtjes)
    the tints; the colours; the hues; the colors

tinten verbe (tint, tintte, tintten, getint)

  1. tinten (kleuren)
    to tint
    • tint verbe (tints, tinted, tinting)

Conjugations for tinten:

o.t.t.
  1. tint
  2. tint
  3. tint
  4. tinten
  5. tinten
  6. tinten
o.v.t.
  1. tintte
  2. tintte
  3. tintte
  4. tintten
  5. tintten
  6. tintten
v.t.t.
  1. heb getint
  2. hebt getint
  3. heeft getint
  4. hebben getint
  5. hebben getint
  6. hebben getint
v.v.t.
  1. had getint
  2. had getint
  3. had getint
  4. hadden getint
  5. hadden getint
  6. hadden getint
o.t.t.t.
  1. zal tinten
  2. zult tinten
  3. zal tinten
  4. zullen tinten
  5. zullen tinten
  6. zullen tinten
o.v.t.t.
  1. zou tinten
  2. zou tinten
  3. zou tinten
  4. zouden tinten
  5. zouden tinten
  6. zouden tinten
en verder
  1. ben getint
  2. bent getint
  3. is getint
  4. zijn getint
  5. zijn getint
  6. zijn getint
diversen
  1. tint!
  2. tintt!
  3. getint
  4. tintend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for tinten:

NounRelated TranslationsOther Translations
colors kleurtjes; tinten kleuren
colours kleurtjes; tinten kleuren
hues kleurtjes; tinten
tint kleur; kleurnuance; kleurschakering; kleurtje; nuance; tint; toon
tints kleurtjes; tinten
VerbRelated TranslationsOther Translations
tint kleuren; tinten

Related Words for "tinten":


Wiktionary Translations for tinten:

tinten
verb
  1. to add a small amount of color

Related Translations for tint