Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. toedienen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for toedienen from Dutch to English

toedienen:

toedienen verbe (dien toe, dient toe, diende toe, dienden toe, toegediend)

  1. toedienen (geneesmiddel toedienen; verstrekken; ingeven; geven)
    to administer; apply; to nurse
    • administer verbe (administers, administered, administering)
    • apply verbe
    • nurse verbe (nurses, nursed, nursing)

Conjugations for toedienen:

o.t.t.
  1. dien toe
  2. dient toe
  3. dient toe
  4. dienen toe
  5. dienen toe
  6. dienen toe
o.v.t.
  1. diende toe
  2. diende toe
  3. diende toe
  4. dienden toe
  5. dienden toe
  6. dienden toe
v.t.t.
  1. heb toegediend
  2. hebt toegediend
  3. heeft toegediend
  4. hebben toegediend
  5. hebben toegediend
  6. hebben toegediend
v.v.t.
  1. had toegediend
  2. had toegediend
  3. had toegediend
  4. hadden toegediend
  5. hadden toegediend
  6. hadden toegediend
o.t.t.t.
  1. zal toedienen
  2. zult toedienen
  3. zal toedienen
  4. zullen toedienen
  5. zullen toedienen
  6. zullen toedienen
o.v.t.t.
  1. zou toedienen
  2. zou toedienen
  3. zou toedienen
  4. zouden toedienen
  5. zouden toedienen
  6. zouden toedienen
en verder
  1. ben toegediend
  2. bent toegediend
  3. is toegediend
  4. zijn toegediend
  5. zijn toegediend
  6. zijn toegediend
diversen
  1. dien toe!
  2. dient toe!
  3. toegediend
  4. toedienend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

toedienen [znw.] nom

  1. toedienen
    the administring

Translation Matrix for toedienen:

NounRelated TranslationsOther Translations
administring toedienen
nurse babyoppas; babysitter; baker; dierverzorger; kinderoppas; min; oppas; verpleegkundige; verpleegster; verzorger; ziekenverpleegster; ziekenverpleger; zoogmoeder; zuster
VerbRelated TranslationsOther Translations
administer geneesmiddel toedienen; geven; ingeven; toedienen; verstrekken aangrijpen; aanwenden; administreren; beheren; benutten; besturen; binnen gieten; gebruiken; geven; iemand iets toedienen; ingeven; toepassen; verstrekken
apply geneesmiddel toedienen; geven; ingeven; toedienen; verstrekken aangrijpen; aanwenden; benutten; bezigen; gebruik maken van; gebruiken; gelden; omleggen; solliciteren; toepassen; utiliseren; van kracht zijn; zich aanmelden; zich melden; zich opgeven
nurse geneesmiddel toedienen; geven; ingeven; toedienen; verstrekken een baby zogen; koesteren; verplegen; verzorgen; zogen; zorgen voor; zorgen voor iets

Wiktionary Translations for toedienen:

toedienen
verb
  1. het doen opnemen van bijvoorbeeld een medicijn door iemand
toedienen
verb
  1. to cause to take by openly offering or through deceit

Cross Translation:
FromToVia
toedienen administer; manage; administrate administrergouverner, régir les affaires public ou particulier.
toedienen administer; manage gérer — Administrer, diriger, manager
toedienen administer; manage régirgouverner, diriger, conduire.

Related Translations for toedienen