Noun | Related Translations | Other Translations |
clarification
|
opheldering; toelichting; uiteenzetting; uitleg; verduidelijking; verklaring
|
informatie; inlichting; verheldering
|
clearing
|
opheldering; toelichting; uiteenzetting; uitleg; verduidelijking; verklaring
|
evacuatie; informatie; inklaren; inklaring; inlichting; ontruiming; verheldering
|
communication
|
opheldering; toelichting; uiteenzetting; uitleg; verduidelijking; verklaring
|
communicatie
|
elucidation
|
opheldering; toelichting; uiteenzetting; uitleg; verduidelijking; verklaring
|
betoog; duiding; interpretatie; uitleg; verklarende uitleg; verklaring
|
enlightenment
|
opheldering; toelichting; uiteenzetting; uitleg; verduidelijking; verklaring
|
informatie; inlichting; optimalisatie; verheldering
|
explaining
|
opheldering; toelichting; uiteenzetting; uitleg; verduidelijking; verklaring
|
|
explanation
|
opheldering; toelichting; uiteenzetting; uitleg; verduidelijking; verklaring
|
duiding; informatie; inlichting; inlichtingen; interpretatie; nadere uitleg; ophelderingen; toelichting; toelichtingen; uitleg; verklarende uitleg; verklaring
|
information
|
opheldering; toelichting; uiteenzetting; uitleg; verduidelijking; verklaring
|
convocatie; data; gegevens; info; informatie; informaties; informeren; inlichting; inlichtingen; kennisgeving; mededeling; ophelderingen; toelichtingen; verwittiging; voorlichting
|
notice
|
opheldering; toelichting; uiteenzetting; uitleg; verduidelijking; verklaring
|
bekijks; congé; convocatie; huuropzegging; informatie; kennisgeving; mededeling; verwittiging
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
notice
|
|
aanschouwen; bekijken; bekrachtigen; bemerken; bespeuren; bestempelen; certificeren; gewaarworden; kijken; merken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; signaleren; staren; te zien krijgen; turen; uit elkaar houden; uiteenhouden; voelen; waarmerken; waarnemen; zien
|