Dutch
Detailed Translations for uitlading from Dutch to English
uitlading:
Translation Matrix for uitlading:
Noun | Related Translations | Other Translations |
discharge | lossing; ontlading; uitlading | afdanken; afschaffen; afvoer; afwatering; decharge; emissie; kwijting; loslating; lozing; ontlading; ontslaan; ontslaan van werknemers; ontslag; plotselinge uitbarsting; uit de dienst ontslaan; uitstoot; vrijlating; waterafvoer |
unloading | lossing; ontlading; uitlading | gespui |
Verb | Related Translations | Other Translations |
discharge | aan de dijk zetten; afdanken; afladen; afscheiden; afvloeien; afvoeren; congé geven; dwingen ontslag te nemen; eruit gooien; iets uitladen; kwijten; lossen; lozen; ontheffen; ontladen; ontslaan; pasporteren; uitscheiden; uitstoten; uitsturen; uitwerpen; van zijn positie verdrijven; verzenden; wegsturen; wegzenden |