Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. uitzwellen:


Dutch

Detailed Translations for uitzwellen from Dutch to English

uitzwellen:

uitzwellen verbe

  1. uitzwellen (uitdijen)
    to swell; to expand; to grow
    • swell verbe (swells, swelled, swelling)
    • expand verbe (expands, expanded, expanding)
    • grow verbe (grows, grew, growing)

Translation Matrix for uitzwellen:

NounRelated TranslationsOther Translations
grow bloesem
swell banjer; bult; deining; heuvel; op en neer bewegen; schommeling; wiegeling; zeegang
VerbRelated TranslationsOther Translations
expand uitdijen; uitzwellen aanbouwen; aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; bijbouwen; breed uitmeten; de hoogte ingaan; dik worden; expanderen; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; openen; opzetten; opzwellen; stijgen; talrijker maken; toenemen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitweiden; verbreiden; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden; zich vermeerderen
grow uitdijen; uitzwellen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groot worden; groter worden; hoger worden; omhoog komen; omhoog rijzen; omhooggaan; omhoogkomen; omhoogstijgen; opgroeien; opstijgen; opvliegen; opzetten; rijzen; stijgen; tieren; toenemen; vermeerderen; volgroeien; volwassen worden; wassen
swell uitdijen; uitzwellen dik worden; expanderen; openen; opzwellen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
swell fantastisch; super; supergaaf
ModifierRelated TranslationsOther Translations
swell fantastisch; gelikt; geweldig; grandioos; groots; magnifiek; picobello; piekfijn; schitterend; tiptop; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk