Dutch
Detailed Translations for van de boeien ontdoen from Dutch to English
van de boeien ontdoen:
van de boeien ontdoen verbe (ontdoe van de boeien, ontdoet van de boeien, ontdeed van de boeien, ontdeden van de boeien, van de boeien ontdaan)
Conjugations for van de boeien ontdoen:
o.t.t.
- ontdoe van de boeien
- ontdoet van de boeien
- ontdoet van de boeien
- ontdoen van de boeien
- ontdoen van de boeien
- ontdoen van de boeien
o.v.t.
- ontdeed van de boeien
- ontdeed van de boeien
- ontdeed van de boeien
- ontdeden van de boeien
- ontdeden van de boeien
- ontdeden van de boeien
v.t.t.
- heb van de boeien ontdaan
- hebt van de boeien ontdaan
- heeft van de boeien ontdaan
- hebben van de boeien ontdaan
- hebben van de boeien ontdaan
- hebben van de boeien ontdaan
v.v.t.
- had van de boeien ontdaan
- had van de boeien ontdaan
- had van de boeien ontdaan
- hadden van de boeien ontdaan
- hadden van de boeien ontdaan
- hadden van de boeien ontdaan
o.t.t.t.
- zal van de boeien ontdoen
- zult van de boeien ontdoen
- zal van de boeien ontdoen
- zullen van de boeien ontdoen
- zullen van de boeien ontdoen
- zullen van de boeien ontdoen
o.v.t.t.
- zou van de boeien ontdoen
- zou van de boeien ontdoen
- zou van de boeien ontdoen
- zouden van de boeien ontdoen
- zouden van de boeien ontdoen
- zouden van de boeien ontdoen
en verder
- ben van de boeien ontdaan
- bent van de boeien ontdaan
- is van de boeien ontdaan
- zijn van de boeien ontdaan
- zijn van de boeien ontdaan
- zijn van de boeien ontdaan
diversen
- ontdoe van de boeien!
- ontdoet van de boeien!
- van de boeien ontdaan
- van de boeien ontdaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze