Summary
Dutch
Detailed Translations for vastzittend from Dutch to English
vastzittend:
-
vastzittend (aan elkaar zittend)
Translation Matrix for vastzittend:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
attached | aan elkaar zittend; vastzittend | aaneengehecht; aangevoegd; aanhankelijk; bijgaand; bijgesloten; bijgevoegd; gehecht; gekoppeld; verbonden; verkleefd; verknocht |
connected | aan elkaar zittend; vastzittend | aangehecht; aangesloten; aldoor; almaar; continue; de hele tijd; eendrachtig; eensgezind; gedurig; gerelateerd; harmonieus; ononderbroken; onophoudelijk; saamhorig; steeds; telkens; vastgehecht; verwant; voortdurend |
vastzittend form of vastzitten:
-
vastzitten (klemzitten)
Conjugations for vastzitten:
o.t.t.
- zit vast
- zit vast
- zit vast
- zitten vast
- zitten vast
- zitten vast
o.v.t.
- zat vast
- zat vast
- zat vast
- zaten vast
- zaten vast
- zaten vast
v.t.t.
- heb vastgezeten
- hebt vastgezeten
- heeft vastgezeten
- hebben vastgezeten
- hebben vastgezeten
- hebben vastgezeten
v.v.t.
- had vastgezeten
- had vastgezeten
- had vastgezeten
- hadden vastgezeten
- hadden vastgezeten
- hadden vastgezeten
o.t.t.t.
- zal vastzitten
- zult vastzitten
- zal vastzitten
- zullen vastzitten
- zullen vastzitten
- zullen vastzitten
o.v.t.t.
- zou vastzitten
- zou vastzitten
- zou vastzitten
- zouden vastzitten
- zouden vastzitten
- zouden vastzitten
diversen
- zit vast!
- zit vast!
- vastgezeten
- vastzittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vastzitten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
be jammed | klemzitten; vastzitten | omhoogzitten |
be stuck | klemzitten; vastzitten | omhoogzitten |
Wiktionary Translations for vastzitten:
vastzitten
verb
-
onbeweeglijk gehouden worden
- vastzitten → be stuck