Dutch
Detailed Translations for verkeren from Dutch to English
verkeren:
-
verkeren (ergens verkeren)
be somewhere-
be somewhere verbe
-
-
verkeren (omgaan met)
Conjugations for verkeren:
o.t.t.
- verkeer
- verkeert
- verkeert
- verkeren
- verkeren
- verkeren
o.v.t.
- verkeerde
- verkeerde
- verkeerde
- verkeerden
- verkeerden
- verkeerden
v.t.t.
- heb verkeerd
- hebt verkeerd
- heeft verkeerd
- hebben verkeerd
- hebben verkeerd
- hebben verkeerd
v.v.t.
- had verkeerd
- had verkeerd
- had verkeerd
- hadden verkeerd
- hadden verkeerd
- hadden verkeerd
o.t.t.t.
- zal verkeren
- zult verkeren
- zal verkeren
- zullen verkeren
- zullen verkeren
- zullen verkeren
o.v.t.t.
- zou verkeren
- zou verkeren
- zou verkeren
- zouden verkeren
- zouden verkeren
- zouden verkeren
diversen
- verkeer!
- verkeert!
- verkeerd
- verkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verkeren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
date | afgesproken ontmoeting; afspraak; dadel; dagtekening; datum; jaartal; liaison; tijdstip | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
be somewhere | ergens verkeren; verkeren | |
date | omgaan met; verkeren | dagtekenen; dateren |