Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. vernauwen:


Dutch

Detailed Translations for vernauwen from Dutch to English

vernauwen:

vernauwen verbe (vernauw, vernauwt, vernauwde, vernauwden, vernauwd)

  1. vernauwen (versmallen)
    to narrow
    • narrow verbe (narrows, narrowed, narrowing)

Conjugations for vernauwen:

o.t.t.
  1. vernauw
  2. vernauwt
  3. vernauwt
  4. vernauwen
  5. vernauwen
  6. vernauwen
o.v.t.
  1. vernauwde
  2. vernauwde
  3. vernauwde
  4. vernauwden
  5. vernauwden
  6. vernauwden
v.t.t.
  1. heb vernauwd
  2. hebt vernauwd
  3. heeft vernauwd
  4. hebben vernauwd
  5. hebben vernauwd
  6. hebben vernauwd
v.v.t.
  1. had vernauwd
  2. had vernauwd
  3. had vernauwd
  4. hadden vernauwd
  5. hadden vernauwd
  6. hadden vernauwd
o.t.t.t.
  1. zal vernauwen
  2. zult vernauwen
  3. zal vernauwen
  4. zullen vernauwen
  5. zullen vernauwen
  6. zullen vernauwen
o.v.t.t.
  1. zou vernauwen
  2. zou vernauwen
  3. zou vernauwen
  4. zouden vernauwen
  5. zouden vernauwen
  6. zouden vernauwen
diversen
  1. vernauw!
  2. vernauwt!
  3. vernauwd
  4. vernauwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vernauwen:

NounRelated TranslationsOther Translations
narrow engte; nauwte
VerbRelated TranslationsOther Translations
narrow vernauwen; versmallen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
narrow bekrompen; beperkt van geest; eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte