Dutch
Detailed Translations for versoberen from Dutch to English
versoberen:
-
versoberen (vereenvoudigen; vergemakkelijken; simplificeren; bemakkelijken)
Conjugations for versoberen:
o.t.t.
- versober
- versobert
- versobert
- versoberen
- versoberen
- versoberen
o.v.t.
- versoberde
- versoberde
- versoberde
- versoberden
- versoberden
- versoberden
v.t.t.
- heb versoberd
- hebt versoberd
- heeft versoberd
- hebben versoberd
- hebben versoberd
- hebben versoberd
v.v.t.
- had versoberd
- had versoberd
- had versoberd
- hadden versoberd
- hadden versoberd
- hadden versoberd
o.t.t.t.
- zal versoberen
- zult versoberen
- zal versoberen
- zullen versoberen
- zullen versoberen
- zullen versoberen
o.v.t.t.
- zou versoberen
- zou versoberen
- zou versoberen
- zouden versoberen
- zouden versoberen
- zouden versoberen
diversen
- versober!
- versobert!
- versoberd
- versoberend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for versoberen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
moderate | bemakkelijken; simplificeren; vereenvoudigen; vergemakkelijken; versoberen | bedaren; bedwingen; beheersen; besparen; beteugelen; dempen; geld besparen; intomen; matigen; met mate gebruiken; minder gebruiken; temperen; zich matigen |
simplify | bemakkelijken; simplificeren; vereenvoudigen; vergemakkelijken; versoberen | disloqueren; herleiden; roeren; terugvoeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
moderate | billijk; gematigd; geschikt; getemperd; middelmatige; moderaat; redelijk; schappelijk |