Dutch
Detailed Translations for vertakken from Dutch to English
vertakken:
-
vertakken (aftakken)
Conjugations for vertakken:
o.t.t.
- vertak
- vertakt
- vertakt
- vertakken
- vertakken
- vertakken
o.v.t.
- vertakte
- vertakte
- vertakte
- vertakten
- vertakten
- vertakten
v.t.t.
- heb vertakt
- hebt vertakt
- heeft vertakt
- hebben vertakt
- hebben vertakt
- hebben vertakt
v.v.t.
- had vertakt
- had vertakt
- had vertakt
- hadden vertakt
- hadden vertakt
- hadden vertakt
o.t.t.t.
- zal vertakken
- zult vertakken
- zal vertakken
- zullen vertakken
- zullen vertakken
- zullen vertakken
o.v.t.t.
- zou vertakken
- zou vertakken
- zou vertakken
- zouden vertakken
- zouden vertakken
- zouden vertakken
diversen
- vertak!
- vertakt!
- vertakt
- vertakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vertakken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
branch | afdeling; agentschap; bedrijfstak; beroepsgroep; bijkantoor; boomtak; branche; branche-element; deelsoort; departement; detachement; economische sector; ent; filiaal; hulpkantoor; loot; sectie; tak; takje; twijg; vakgroep; vertakking; voorwaardelijke branche; zijtak | |
branching | aftakken; vertakken | onderafdeling; vertakking |
Verb | Related Translations | Other Translations |
branch | aftakken; vertakken | uitvoeren als vertakking; vertakking |
branch off | aftakken; vertakken | |
fork off | aftakken; vertakken |