Summary
Dutch to English: more detail...
- vooruitzetten:
-
Wiktionary:
- vooruitzetten → accelerate, advance
Dutch
Detailed Translations for vooruitzetten from Dutch to English
vooruitzetten:
-
vooruitzetten (vooropzetten; beginnen met; vooropstellen)
Conjugations for vooruitzetten:
o.t.t.
- zet vooruit
- zet vooruit
- zet vooruit
- zetten vooruit
- zetten vooruit
- zetten vooruit
o.v.t.
- zette vooruit
- zette vooruit
- zette vooruit
- zetten vooruit
- zetten vooruit
- zetten vooruit
v.t.t.
- heb vooruitgezet
- hebt vooruitgezet
- heeft vooruitgezet
- hebben vooruitgezet
- hebben vooruitgezet
- hebben vooruitgezet
v.v.t.
- had vooruitgezet
- had vooruitgezet
- had vooruitgezet
- hadden vooruitgezet
- hadden vooruitgezet
- hadden vooruitgezet
o.t.t.t.
- zal vooruitzetten
- zult vooruitzetten
- zal vooruitzetten
- zullen vooruitzetten
- zullen vooruitzetten
- zullen vooruitzetten
o.v.t.t.
- zou vooruitzetten
- zou vooruitzetten
- zou vooruitzetten
- zouden vooruitzetten
- zouden vooruitzetten
- zouden vooruitzetten
diversen
- zet vooruit!
- zet vooruit!
- vooruitgezet
- vooruitzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vooruitzetten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
premise | aanname; postulaat; premisse; stelling; these; thesis; vooronderstelling; voorwaarde | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
preconceive | beginnen met; vooropstellen; vooropzetten; vooruitzetten | |
premise | beginnen met; vooropstellen; vooropzetten; vooruitzetten |
Wiktionary Translations for vooruitzetten:
vooruitzetten
verb
-
naar voren zetten
- vooruitzetten → accelerate; advance