Dutch
Detailed Translations for wegglijden from Dutch to English
wegglijden:
-
wegglijden (verzwakken; aftakelen)
to weaken; to cease; to come down; be going down hill; to fall away; to be lost-
be going down hill verbe
-
wegglijden (wegzinken; vervallen; inzinken; aftakelen; afzakken; afglijden)
Conjugations for wegglijden:
o.t.t.
- glijd weg
- glijdt weg
- glijdt weg
- glijden weg
- glijden weg
- glijden weg
o.v.t.
- gleed weg
- gleed weg
- gleed weg
- gleden weg
- gleden weg
- gleden weg
v.t.t.
- ben weggegleden
- bent weggegleden
- is weggegleden
- zijn weggegleden
- zijn weggegleden
- zijn weggegleden
v.v.t.
- was weggegleden
- was weggegleden
- was weggegleden
- waren weggegleden
- waren weggegleden
- waren weggegleden
o.t.t.t.
- zal wegglijden
- zult wegglijden
- zal wegglijden
- zullen wegglijden
- zullen wegglijden
- zullen wegglijden
o.v.t.t.
- zou wegglijden
- zou wegglijden
- zou wegglijden
- zouden wegglijden
- zouden wegglijden
- zouden wegglijden
diversen
- glijd weg!
- glijdt weg!
- weggegleden
- wegglijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
wegglijden (uitglijden)
the slipping away
Translation Matrix for wegglijden:
Wiktionary Translations for wegglijden:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wegglijden | → skid | ↔ riper — Déplacer au sol (1) |