Home ->Dictionaries ->Dutch/English ->Translate zwijmelen

Translate zwijmelen from Dutch to English

Summary

Dutch to English: more detail...

zwijmelen:
- swoon; faint
zwijmel:
- giddiness; intoxication
Wiktionary:
- zwijmelen → swoon
- zwijmel → fainting spell, faint, dizziness, failure, giddiness, vertigo, weakness, cowardice, funk, frailty, drunkenness, inebriety

Dutch

Detailed Translations for zwijmelen from Dutch to English

zwijmelen:

zwijmelen verbe

zwijmelen (in katzwijm vallen)
to swoon; to faint
- swoon verbe (swoons, swooned, swooning)
- faint verbe (faints, fainted, fainting)

Translation Matrix for zwijmelen:

Noun	Related Translations	Other Translations
faint		bedwelming; flauwte; versuffing; zwijm
swoon		bedwelming; flauwte; katzwijm; versuffing; zwijm
Verb	Related Translations	Other Translations
faint	in katzwijm vallen; zwijmelen	flauwvallen; wegraken
swoon	in katzwijm vallen; zwijmelen	flauwvallen; wegraken
Adjective	Related Translations	Other Translations
faint		afgedempt; bleek; bleekjes; flauw; flauwtjes; flets; gedempt; halfluid; laf; mistig; nevelachtig; niet helder; onduidelijk; onhelder; pips; schemerig; schimmig; slap; slapjes; vaag; vagelijk; verschoten; wazig; wee; ziekelijk; zonder zout; zoutloos; zwak; zwakjes

Related Words for "zwijmelen":

zwijmel

Wiktionary Translations for zwijmelen:

zwijmelen

verb

to be overwhelmed by emotion
- swoon → zwijmelen

zwijmel:

zwijmel [de ~ (m)] nom

de zwijmel
the giddiness; the intoxication
- giddiness [the ~] nom
- intoxication [the ~] nom

Translation Matrix for zwijmel:

Noun	Related Translations	Other Translations
giddiness	zwijmel
intoxication	zwijmel	beschonkenheid; dronkenschap; roes

Related Words for "zwijmel":

zwijmelen

Wiktionary Translations for zwijmel:

Cross Translation:

From	To	Via
• zwijmel	→ fainting spell; faint; dizziness; failure; giddiness; vertigo	↔ défaillance — perte momentanée des forces physiques accompagner souvent d’une perte de connaissance.
• zwijmel	→ weakness; cowardice; funk; frailty; giddiness; vertigo; dizziness	↔ faiblesse — état de ce qui est faible.
• zwijmel	→ drunkenness; inebriety	↔ ivresse — état d’une personne ivre.