Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- villen:
-
Wiktionary:
- villen → desollar, despellejar
- villen → hurtar, sustraer, descortezar, pelar, despojar, mondar, descubrir
Dutch
Detailed Translations for villen from Dutch to Spanish
villen:
Conjugations for villen:
o.t.t.
- vil
- vilt
- vilt
- villen
- villen
- villen
o.v.t.
- vilde
- vilde
- vilde
- vilden
- vilden
- vilden
v.t.t.
- heb gevild
- hebt gevild
- heeft gevild
- hebben gevild
- hebben gevild
- hebben gevild
v.v.t.
- had gevild
- had gevild
- had gevild
- hadden gevild
- hadden gevild
- hadden gevild
o.t.t.t.
- zal villen
- zult villen
- zal villen
- zullen villen
- zullen villen
- zullen villen
o.v.t.t.
- zou villen
- zou villen
- zou villen
- zouden villen
- zouden villen
- zouden villen
diversen
- vil!
- vilt!
- gevild
- villend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for villen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
deshuesar | afhalen; afstropen; stropen; uitbenen; villen | ontpitten; pitten |
desollar | afhalen; afstropen; stropen; uitbenen; villen | ontvellen; stropen |
despellejar | afhalen; afstropen; stropen; uitbenen; villen |
Wiktionary Translations for villen:
villen
Cross Translation:
verb
-
van het vel ontdoen
- villen → desollar; despellejar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• villen | → hurtar; sustraer; descortezar; pelar; despojar; mondar; descubrir | ↔ dépouiller — Traductions à trier suivant le sens |
Spanish
Detailed Translations for villen from Spanish to Dutch
villen: (*Using Word and Sentence Splitter)
- vil: slecht; vies; schuin; vals; min; obsceen; vunzig; dief; schandalig; onwaar; onecht; nagemaakt; immoreel; bedriegelijk; onzedelijk; gefingeerd; zedeloos; onzedig; amoreel; verfoeilijk; ladelichter; gewoon; laag; verlopen; normaal; gemeen; gebruikelijk; gangbaar; crimineel; kwalijk; misdadig; snood; laaghartig; onedel; laag-bij-de-grond; ploertig; aan lager wal; ploerterig; smiechterig; smeerachtig
- león: leeuw